Want de gehuwde vrouw
is aan haar levende man
gebonden door de wet.
Romeinen 7:2a
Voor het woord gehuwd lezen
we in het Grieks: onder-man.
De man is verantwoordelijk in
het huwelijk; man en vrouw zijn
gelijkwaardig. Gods volk huwde
Jahweh bij Sinaï. Huwelijksakte
was de Mozaïsche wet, het oude
verbond. Jahweh was voor hen
de levende God. Goden van de
volken zijn nietsen, ze kunnen
niet horen, zien of spreken:
levenloze afgoden.
Israël verbrak door afgoderij het
huwelijk; het ging met andere
man(nen) overspelig hoereren.
Jahweh kwam in Jezus Christus
naar Zijn volk toe. Dat directe
contact verliep tragisch. Toch
was Zijn liefde vurig voor hen
en dat blijft zo.