Woord vandaag

‘Abram kwam dus uit een puur heidense omgeving.’

Men had daar de maangodsdienst. Sin was de maangod en zijn vrouw
heette Ningal of Nina, waar de naam Nineve van afgeleid is. In die si-
tuatie kwam IEUE tot hem en riep hem. Al de andere mensen voldeden
helemaal –net als nu- aan de beschrijving van bijvoorbeeld Psalm 14:1-3:

de dwaas zegt in zijn hart: er is geen God; zij handelen verderfelijk,
bedrijven gruwelijke daden, er is niemand die goed doet
IEUE zag uit de hemel neer op de mensenkinderen,
om te zien of er iemand verstandig was, iemand die God zocht;
zij allen zijn afgedwaald, tezamen zijn zij verdorven;
er is niemand die goeddoet, zelfs niet één

‘Erg duidelijk, dit citeert de apostel in Romeinen.’

Het laat de zondigheid van de mens zien. Met als gevolg en logische
consequentie de vruchteloosheid en de ineffectiviteit van de inspan-
ningen van de mens. De mens doet wel veel, maar het leidt tot niets.
Dit was in Paulus’ dagen zo, in onze tijd, vandaag, is het niet anders.
En in de dagen van Abram was het precies hetzelfde. Het was niet
Abrams keuze, maar die van God zelf om hem op te zoeken.

‘Ja in Genesis 11 en 12 begint het allemaal.’

Hij kreeg de belofte van God, dat Hij Abram zou doen uitgroeien tot
een volk, een natie die groot zou worden. Abrams naam zou ook
toenemen en groter worden. Van Abram wordt in Genesis gezegd:

Abram geloofde God; en God rekende het hem toe als gerechtigheid.

Twee keer door Paulus en één keer door Jakobus aangehaald. Het
werd niet alleen over hem, maar ook over anderen geschreven. En
op een bijzondere manier geldt het ook ons en alle andere gelovigen.
Paulus noteert dat in Romeinen 4:16-25 en Galaten 3:5-9. 

Woord vandaag

‘Tsja, weer doorzicht gisteren. Mooi.’

Noach predikte gerechtigheid, maar de mens was zo ver gezonken,
dat er geen bekeringen uit voortkwamen. De mens volhardde in de
zonde. De mens was onvolkomen maar kreeg een nieuwe, frisse
start na de grote vloed in de dagen van Noach. God gaf hem de in-
structies die Hij ook aan Adam gaf (Genesis 1:28; 9:1). Maar zeer
snel werd duidelijk, dat de mens geen gehoor kon geven aan wat
God wilde. De laatste Adam zal werkelijk de schepping aan Zich
onderschikken. 

‘Men wilde de toren van Babel bouwen.’

Ja, en daarop verwarde God de spraak (desintegreerde de lip) en de
mens werd verstrooid. Daarna lezen we over Terach en Abram. De
mensheid was inmiddels weer afgezakt tot het niveau van vlak voor
de grote vloed. Zo werden Sodom en Gomorra verwoest en Lot en
zijn dochters werden eruit gered. Net als Noach had Lot geen beke-
ringen gebracht. Opnieuw verviel de mens tot afgoderij.

‘Dat gebeurt als God Zijn hand terugtrekt.’

Het gevolg zie je in de mensheid. Men vervalt tot de afgoden en dat
gold ook voor Terach, de vader van Abram (Jozua 24:2). We komen
hem tegen in Ur van de Chaldeeën waar de god van de maan, Sin, 
vereerd werd. Ur was destijds een grote handelsstad die er rijk van
geworden was. Maar ook een puur heidense stad met veel goden en
godinnen. Zo zien we de achtergrond van Abrams vroege leven en op-
voeding. Ur was een stad van weelde en voorspoed, en dus ook van
valse 
aanbidding. Dat laatste gaat vrijwel altijd gepaard met weelde.

Woord vandaag

‘Ja die Noach was een rechtvaardige.’

Volgens Petrus was hij een heraut van gerechtigheid (2 Petrus 2:5),
dat was omdat hij geloofde wat God zei (Hebreeën 11:7). Hij handel-
de naar dat wat hij van IEUE gehoord had. Hij bouwde de ark en zo
redde hij zijn gezin, of beter gezegd: zo redde IEUE de laatste 8 die
nog naar Hem wilden luisteren. Wat daaruit volgt is dat de rest van
de mensheid de eigen weg had ingeslagen.

‘Men was ook vervallen tot afgoderij.’

Wat we zien, is dat de mens, zonder de levendmakende kracht van
de geest van God, snel uitermate zondig wordt. Dat is het gevolg van
de alleenheerschappij van het vlees. De gezindheid van het vlees is
vijandschap tegen God (Romeinen 8:7,8) en het kan zich niet onder-
schikken aan de wet van God. Het goede maakt geen woning in de
mens. De mens neigt tot het slechte, want de dood heerst. 

‘De mensheid die toen was, werd bijna weggevaagd.’

Dat moest toen gebeuren. Via Noach en zijn gezin begon Hij op-
nieuw met de mens. Dat is niet om de mens een tweede kans te
geven, maar omdat God de mens nog steeds nodig had opdat Zijn
Zoon zou komen om leven aan de schepping te geven
. Dit was het

gevolg van de intrede van de dood en de zonde in de eerste eon,
zo hebben we gezien.

Woord vandaag

‘Mooi woord, algenoegzaam, zegt iets belangrijks over God.’

Opmerkelijk genoeg komt het een aantal keren in Genesis voor,
zes keer, en maar liefst 31 keer in Job. We zullen later nog zien waar-
om dat zo vaak in Job voorkomt. Maar we gaan eerst Genesis ope-
nen. Daar vinden we het woord bij Abram voor het eerst. Dat zegt
wel iets. Sinds Adam zijn er maar liefst 3000 jaar verlopen voordat
deze onthulling over Vader naar voren komt.

‘In de tijd van Noach was het al een zootje op aarde.’

Die tijd lijkt sterk op de onze. Iedereen keert zich naar zijn eigen
weg; zelfs binnen christelijke kerken en gemeentes heb je –net als
in Korinte- allerlei groepjes die hun eigen weg kiezen. Vanaf Adam
waren er twee lijnen; de lijn van onderschikking via Abel en Seth,
en de lijn van rebellie via Kaïn en zijn nageslacht. Maar het trieste
is, dat we in Genesis 6 lezen over een vermenging van deze twee.

‘De zonen van God en de dochters van de mensen.’

Die zonen van de onderschikkers (Hebreeuws: alueim) –in de verta-
lingen staat altijd zonen van God- verlieten hun lijn en gingen met
de dochters van de mensen. Die laatsten waren uit de lijn van Kaïn.
Door die vermenging werd heel de mensheid verdorven. God zei
dat zij slechts vlees waren. Zij handelden, leefden uitsluitend naar
het vlees, en de gezindheid van het vlees is vijandschap tegen God
schrijft Romeinen 8:7.

‘Wie zijn dan die nephilim uit Genesis 6?’

Dat zijn de mannen die zich een naam maakten, zij onderscheid-
den zich van de rest. Het woord nephilim heeft te maken met
onderscheiden, verschillen van. De gedachtegang van de zoge-
heten reuzen heeft geen grond in deze tekst. En de zonen van
God
zijn geen hemelse wezens zoals vaak gedacht wordt.

Maar, de mensheid blijkt alleen vleselijk te zijn. Er is slechts één
rechtvaardige: Noach.  

Woord vandaag

‘We zijn blij met de waarheid.’

Het is Gods woord, dat tot ons hart spreekt. Hij staat garant, dat
alle beloften vervuld zullen worden. Daar is geen houden aan.
Wanneer Hij zegt –en Hij zegt het- dat Hij alles in allen zal zijn,
dan gaat dat gebeuren. Dat allen wordt in het tekstverband van
1 Corinthiërs 15:28 niet beperkt. Het gaat niet om allen, die nu
en ooit geloofden.

‘Wanneer je dat al jong kan geloven, ben je bevoorrecht.’

Sommigen komen pas later in hun leven tot dat besef, anderen
al heel jong. Dat is vanzelfsprekend Gods zaak. Als je lang gehin-
derd bent door de tradities van mensen, kost het je meer moeite
dan wanneer je van jongs het thuis hoort. God, als de grote pot-
tenbakker, gaat met ieder Zijn weg.

‘Hij heeft de touwtjes in handen.’

Gelukkig wel! De erkenning van God is waar het om draait in
het leven van een gelovige. Dat leidt tot onderschikking aan Hem.
In traditie hoor je nog wel spreken over ‘de Almachtige’, alleen is
dat een uitdrukking geworden voor een beeld van God, die ver,
afstandelijk en kil is. Maar God is liefde en het woord ‘almachtig’
is vanuit het Hebreeuws een begrip, dat algenoegzaam betekent.

‘Wat betekent algenoegzaam?’

Dat God voldoende vermogen heeft om Zijn plannen te realiseren,
om dat te doen wat Hij zegt. Wanneer wij ons onvermogen, ons te-
kort aan kracht beseffen, gaan we meer Zijn vermogen, Zijn kracht,
Zijn genoegzaamheid waarderen. Het woord sjaddai in Hebreeuws
heeft die betekenis. Het komt 48 keer voor, in slechts twee boeken
meer dan één keer. Morgen kijken we daar verder naar!