‘Wij hebben een geweldig voorrecht, te weten, te geloven, dat God
liefde is en er geen eeuwige hel bestaat.’
Je ziet een toenemende worsteling met dit gegeven. Mensen zullen bij hun
kinderen, in kennissen- en familiekring een toenemend aantal ongelovigen
aantreffen, de christenen zijn allang een minderheid geworden in Nederland
en in Europa. Men kent in de kringen waarin men zich beweegt heel wat aar-
dige mensen. Zou God die mensen voor eeuwig verbannen naar de hel? Zou-
den al die mensen ooit het ware evangelie gehoord hebben? Tallozen zijn
juist afgehaakt, omdat het christendom blijft beweren, dat de Bijbel zou leren
dat God de ongelovige voor eeuwig verdoemt in de hel.
‘En dat ze afhaken op de dogma’s van de kerk, dat is wel een feit. We hebben
het gisteren in ‘opmerkelijk’ weer kunnen lezen, wat in artikel 37 NGB staat.’
Maar dat staat nergens in de Bijbel. De leer van de kerk staat haaks op wat de
Bijbel leert. Als God wil, dat alle mensen gered worden, dan worden zij gered.
God is geen mens, dat Hij onze keuze respecteert! Als mensen bewust niet voor
God kiezen, komt dat meestal omdat zij afhaken op wat zij van christenen zien.
Of dat altijd terecht is, is vers twee, maar toch. Aan de andere kant zou dat juist
de genade van God extra laten stralen, dat Hij juist mensen met al hun lek en
gebrek genade schenkt en roept!
‘Ja, zou de wil van de mens sterker kunnen zijn dan die van God? Ik denk het niet.’
Zoveel God groter is dan de mens, is Zijn wil sterker dan die van de mens. Dus als
een mens ‘kiest’, is dat eigenlijk geen bewuste keuze, maar een voorkeur van dat
moment als optelsom van een stuk erfelijkheid, opvoeding en ervaringen. Meer
niet, of misschien de druk van anderen. Laat staan als we ook de invloed van gees-
telijke machten incalculeren. Dan wordt het ‘keuzeproces’ al een stuk ingewikkel-
der. Gelukkig heeft God alles in Zijn hand:
‘Het hart van de mens overdenkt zijn weg,
maar Jahweh bestuurt zijn voetstappen’ (Spreuken 16:9).
‘Deze dingen zijn steeds goed om te beseffen, en mee te leven.’
Dat zouden wij zeker doen. Waarom denk je dat God Saulus eerst jarenlang
in het judaïstische Jodendom  onder de Thora en alle andere extra mitswot
liet spartelen in ellende? Om daarna hem te roepen op weg naar Damascus
en vervolgens Zijn Zoon in hem te openbaren? (Galaten 1:15,16)
Opdat hij precies zou weten wat het is om in slavernij onder een bediening
van de dood (2 Corinthiërs 3:7) te moeten leven, met alle religieuze ver-
plichtingen van dien. En toen hij eenmaal in de vrijheid was gesteld (Galaten
5:1) was hij bijzonder alert en zelfs fanatiek om de gelovigen niet uit de genade
te laten vallen (Galaten 5:4).
‘Sta dan vast in de vrijheid waarmee Christus ons vrijmaakt! En laat je niet weer
met een juk van slavernij belasten.’ (Galaten 5:1)