Opdat wij weten, wat God ons in genade schenkt!

Maar niet allen gehoorzamen het 
evangelie, want Jesaja zegt: Heer, 
wie gelooft het van ons gehoorde?
              Romeinen 10:16

De geloofsgehoorzaamheid kreeg
bij Israël nog geen gestalte. Paulus
komt opnieuw bij het ongeloof van
Zijn volk uit. De gehoorzaamheid
van de wet was er niet; het vlees
bleek zwak. Maar ook kwam geloof
niet door, zoals Johannes 12:39 het
aangeeft: daarom konden zij niet
geloven en daar haalt Johannes
ook Jesaja 6 aan:
Hij heeft hun ogen verblind, en hun
hart verhard; opdat zij met de ogen
niet zien, en met het hart niet
verstaan, en zij omkeren, en Ik hen
genees.
God geeft een geest van verdoving
en de Heer dankte ook, dat Vader
deze dingen voor ze verborgen heeft
in Mattheüs 11:25-28.
God werkt alles uit naar Zijn liefde.

Hoe, nu, verkondigen indien zij 
niet afgevaardigd zijn, zoals 
staat geschreven: Hoe lieflijk de 
voeten van hen, die het goede 
verkondigen
               Romeinen 10:15

In (nabije) toekomst zijn lieflijke
voeten van hen die het goede
(voor die tijd) verkondigen.
Daar sprak Jesaja 52:7 over, we
lezen ook over deze voeten in
Jesaja 40:8 en Nahum 1:15.
Dé afgevaardigde (apostel) voor
deze tijd is Paulus. Zijn evangelie
roept uit voor het lichaam van
Christus. De verkondigers in de
komende tijd zijn (waarschijnlijk)
de 144.000 die het goede gaan
spreken. Wat is dat? Het goede
nieuws van de Besnijdenis, ofwel
het evangelie van het koninkrijk
(Mattheüs 24:14). Dat zal mensen
roepen uit de natiën; vooral zij
die uit Israël zijn en verstrooid
te midden van de volkeren.

Hoe zouden zij dan Hem 
aanroepen in Wie zij niet 
geloven? En hoe geloven in
Hem van Wie zij niet gehoord 
hebben? En hoe horen zonder 
dat men verkondigt?
Romeinen 10:14

Geloof komt door horen (lezen
is ook een vorm van horen). En
het woord moet klinken; het is
niet gebonden. Gods woord zelf
is de bron waaruit geput moet
worden. Dat wekt geloof in het
hart, gewerkt door de geest van
God. Het woord spreekt van Hem
Die alle touwtjes in handen heeft.
Van Hem Die liefde is; Zijn Zoon
niet spaarde. Van Hem, de grote
God en Vader van onze Heer.
Uitspraken van God Zelf zouden
verkondigd worden en ieder die
hoort zal daar iets mee doen. En
uiteindelijk is de Plaatser (God)
het, Die dat bepaalt. Vader, dank
U voor geloof in Uw woorden van
liefde.

Want eenieder die de naam van 
de Heer aanroept zal gered worden
           Romeinen 10:13

Dit sluit aan bij het vorige vers.
Nu is opnieuw duidelijk, dat de
aanvang van het aardse koninkrijk
dit als voorwaarde kent. Zo zegt
de profeet Joël dit in 2:32, waar
die toevoegt:
want op de berg Sion en in
Jeruzalem zal ontkoming zijn,
zoals Jahweh gezegd heeft.
Dit is geen moeten in deze tijd
van overstromende genade. Het
hart waarin God geloof geeft, zal
dat via de mond vrijwel zeker uiten.
Maar het is geen voorwaarde.
Als Hij vrijmoedigheid geeft, ga je
ook van harte belijden: Jezus is
Heer, tot eer van de Vader.

Want er is geen onderscheid 
tussen Jood en Griek, want 
dezelfde is Heer van allen, 
Die rijk is voor allen die Hem 
aanroepen.
  Romeinen 10:12

Geestelijk gezien bestaat geen
onderscheid bij Jood of Griek.
Wat je naar het vlees bent speelt
geen rol bij geloof. En: één Heer
is dat per definitie van allen.
Ieder, die de Naam van de Heer
aanroept zal gered worden.
Hij zal uit Zijn rijkdom geven aan
mensen die hun vertrouwen op
Hem stellen. In deze tijd is dat
voor de leden van het lichaam
van Christus heel veel. In de tijd
die komt, waar Romeinen 10 van
spreekt, is dat minder rijk. Toch
zal veel rijkdom van Hem aan
Israëls gelovigen gegeven worden.
Zij geven dat door aan de volkeren.