‘Zeg, jij maakte gisteren een fout tijdens je spreekbeurt. Je zei, dat het
volk werd uitgeleid uit Egypte onder Jozua, maar dat was Mozes.´
Klopt ja, heb het gemerkt. Onder Jozua ging men het land Kanaän in.
Dat was wel een verlossing uit de woestijnperiode. In een type was
dat als het ware dood en opstanding. Men trok door de (doods-)
jordaan en kwam daar weer uit en ging bij Gilgal het land in. Mozes
kon niet binnengaan, hij bleef in het land Moab.
‘Hij kon niet binnengaan omdat hij twee keer tegen de rots sloeg?
Dat was de reden. Eerst sprak hij tegen de rots en later moest hij
één keer tegen de rots slaan, maar hij sloeg twee keer. Zo was het geen
goed type meer! Want de rots die met hen meeging was Christus! Hij
zou geslagen worden (het kruis), en dat eenmaal. Dat was eens voor
altijd. Eén stierf voor allen.
‘En het volk. Daarvan ging toch een hele generatie niet naar binnen?’
Men ging niet het land Kanaän binnen door ongeloof. Men vertrouwde
Jahweh niet, omdat er allemaal grote mensen in het land waren gezien.
Slechts twee verspieders (Jozua en Kaleb) gaven wel blijk van geloof en
gingen later het land in. Jozua zelfs als leider van het volk. Bij de start
van zijn leiderschap sprak Jahweh hem moed in, zoals wij in Jozua 1
lezen. Natuurlijk is ook hij een prachtig type van onze Heer zelf.
‘En hoe zit met ons?’
Wij gaan door geloof het hemels Kanaän binnen. Wij hebben in Christus
Jezus een hemels lotdeel ontvangen. Net zoals onder Jozua het land door
loting aan de zonen van Israël toebedeeld werd, zo hebben wij een ‘gebied’
(lotdeel) in de hemelen en te midden van de hemelingen toegewezen ge-
kregen. Wat een heerlijkheid. Ons burgerschap is dan ook daar, boven, bij
Hem! Wat een reden weer om God te danken!