Woord vandaag

Dienaren zijn op dezelfde wijze 
eerbaar, niet dubbel sprekend, 
zich niet overgevend aan veel 
wijn, niet schandalig winst
makend
         
1 Timotheüs 3:8

Nu worden de dienaren in de
ekklesia aangesproken. Het
lijkt erop, dat de aanwijzingen
ook voor de oudsten gelden.
Samen met de opmerkingen
van vers 1-7 lezen we, wat de
kenmerken zijn van hen, die in
genade veel dienstwerk doen
onder gelovigen.
Het niet dubbel sprekend wijst
op het rechte woord, het ja is
werkelijk ja en nee is ook nee.
Mogelijk wijst het ook op niet
mixen van de twee evangeliën;
dat van de besnijdenis en van
de onbesnedenen (Gal.2:7-10).
Evenmin is het zich overgeven
aan veel wijn niet aan de orde;
dat geldt ook voor het niet op
schandalige wijze (veel) winst
maken. In alle drie aspecten is
het inhouden, matigheid, wat
naar voren komt. De kracht
van de geest van God zou op
die manier zichtbaar zijn in
hun leven.

Woord vandaag

Maar hij moet ook uitstekend 
getuigenis hebben van de 
buitenstaanders, opdat hij niet 
in een beschimping en valstrik 
van de tegenwerker valt
     
1 Timotheüs 3:7

Dit is logisch; als ongelovigen
terecht aanmerkingen kunnen
maken over de opziener, dan
is hij niet (meer) geschikt. Als
de opziener bijvoorbeeld met
geld malversaties pleegt, is
dat schade voor het getuigenis
van het woord en Zijn eer. En
zo zijn er meerdere aspecten,
en de opziener zou ook ‘naar
buiten toe’ een voorbeeldige
zijn, met zijn gezin.
De tegenwerker zal alles in
het werk stellen om Paulus’
evangelie te stoppen. Deze zal
via bloed en vlees de opziener
aanvallen (‘niet de bal, maar
op de man spelen’).
De valstrik van de tegenwerker
kan ook een verleiding zijn, die
op de opziener af komt. Daarin
is de dooreen-werper (diabolos)
zeer geraffineerd.
Heel de wapenrusting van God
is hard nodig, altijd, des te meer
geldt dat de opziener.

Woord vandaag

geen nieuweling, opdat hij 
niet, aanmatigend, in het 
oordeel van de tegenwerker 
valt
          
1 Timotheüs 3:6

De slang misleidde Eva en
Adam door voor te spiegelen
dat zij ‘als goden’ (elohim) of
‘als God’ zouden zijn. De boom
van kennis is verleidelijk, ook
nu. Door te eten meende de
mens ‘op hoger plan’ te komen.
Daarin zit aanmatigend zijn,
dat gisteren naar voren kwam.
Het oordeel (gericht) was, dat
de mens toen niet langer bij de
boom van het leven kon.
Waar de gelovige via wijsheid
of het doen (religie) ‘hogerop’
wil komen, zal diegene Christus
niet (meer) nodig hebben. Men
leeft en werkt niet langer in Zijn
kracht. Voor(aan)staanders die
op deze weg zijn, vallen in het
gericht van de tegenwerker. Zij
brengen het woord van Christus
schade toe. God geve, dat onder
gelovigen goede voorstaanders
actief zijn.

Woord vandaag

geen nieuweling, opdat hij 
niet, aanmatigend, in het 
oordeel van de tegenwerker 
valt
          
1 Timotheüs 3:6

Het woord ‘nieuweling’ wijst
op de gelovige die nog maar
net ‘uitspruit’; dat is: niet veel
geestelijke groei doormaakte.
Zo iemand is ongeschikt voor
opzienerschap.  
Regelmatig gebeurt het onder
gelovigen, dat jong-gelovigen
(niet per se in leeftijd) uiterst
enthousiast meedoen.
Schouderklopjes en dergelijke
zorgen dan voor overmoed.
Een positie wordt begeerd waar
men niet hoort te staan.
Door bepaalde ‘kwaliteiten’ als
charisma (uitstraling), kennis,
inzet, kan de nodige ‘rook’ ont-
wikkeld worden. Rook zit in het
begrip dat vanuit het Grieks met
‘smeulen’ verband houdt. Het is
hier met aanmatigend vertaald.
Dus kan er heel wat ‘rook’ zijn,
en toch: weinig écht ‘vuur’, de
noodzakelijke geestelijke groei
ontbreekt (nog).
Wezenlijk voor de opziener is:
ootmoedige gezindheid, zoals
Christus Jezus die toont.

Woord vandaag

het eigen huis uitstekend 
voorstaand, zijn kinderen in 
onderschikking hebbend 
met alle eerbaarheid,indien 

iemand nu zijn eigen 
huis niet weet voor te staan, 
hoe zal hij de uitgeroepen 
gemeente van God 
verzorgen?
       1 Timotheüs 3:4,5

Twee keer voorstaan in deze
tekst. De opziener is iemand
die voorstaat. Het concept van
gemeentes is nogal eens, dat
een (betaalde) voorganger de
dienst uitmaakt. Dit tref je bij
Paulus niet aan. Wel dat één
of enkele oudsten opziener
blijken te zijn. Zij staan voor;
hun ‘kwaliteiten’ worden hier
in 1 Timotheüs 3 genoemd.
De opziener(s) zorgen, samen
met andere oudste(n) voor de
uitgeroepenen; verder komt
daar geen organisatie aan te
pas. Gelovigen passen exact in
het grote organisme dat het
lichaam van Christus
heet.
De vaak beperkende en vaste
structuur van organisatie is
doorgaans hindernis voor
gelovigen om te functioneren
zoals het Hoofd Christus wil.