‘Heel erg fijn, echt bijzonder, dat wij als gelovigen niet onder wet,
maar onder genade leven! Ik ben er blij mee!’
Paulus zegt het in Romeinen 6. Daar spreekt hij over oud en nieuw.
Oude en nieuwe mens. Die oude werd samen met Christus gekruisigd.
De nieuwe leeft voor God, net als Christus zelf.
‘Daar is Paulus mee bezig, hij geeft antwoord aan die persoon die steeds
vragen stelt.’
die vandaag de dag regeert:
 Maar de wet is er bijgekomen, zodat de overtreding toenam; waar evenwel
de zonde toenam, is de genade meer dan overvloedig geworden, 21Â opdat,
gelijk de zonde als koning heerste in de dood, zo ook de genade zou heersen
door rechtvaardigheid ten eeuwigen leven door Jezus Christus, onze Here.
De apostel stelt vast, dat niet langer de zonde regeert in de dood, maar dat
genade zou regeren door gerechtigheid tot in eonisch leven door Jezus
Christus, onze Heer.
‘Deze woorden zijn dus het vertrekpunt van waaruit hij Romeinen 6 schrijft.’
In feite vormen de hoofdstukken 6 en 7 een verdere toelichting hierop en
bespreekt Paulus een aantal praktische vragen en geeft ons heel wat mee
om te rekenen! Het staat onomstotelijk vast, dat de genade regeert, zoals
hij opmerkt in 5:21. De verkeerde conclusie die sommigen daaruit trekken,
is dat je dan zomaar alles kan doen. Dat is vleselijk denken.
‘Hij laat zien waarom wij niet langer onder de zonde zijn, maar hij noemt
voor mij eigenlijk plotseling de wet in 6:14. Waarom is dat zo?’
Omdat hij de wet ook noemde in 5:20,21 en in Romeinen laat hij evangelie
klinken voor ‘eerst de Jood en ook de Griek’. Daarom noemt hij de wet in
5:20,21 dat die erbij ingekomen is. Het effect ervan is, dat de mens daardoor
niet beteugeld werd, maar dat de zonde een overtreding bleek te zijn en dat
de zonde toenam.
‘Paulus legt dus uit, dat het opleggen van de wet een toename van de zonde
veroorzaakt?’
Het was een gevolg dat bij God allang bekend was: opleggen van de wet doet
het zondigen niet verminderen, nee, de wet activeert de zonde in de mens.
Op de vraag of wij, nadat wij tot geloof zijn gekomen, ons alsnog onder de wet
(de tien woorden) zouden stellen is het antwoord heel eenvoudig: nee.
‘Is er dan iets mis met de wet? Het is toch Gods woord?’
De wet is heilig, rechtvaardig en goed. De wet is geestelijk. Het zit m niet in
de wet op zichzelf, maar in de zonde in de mens. Dáár zit het. Daarom kún je
wet niet opleggen op die mens, want de zonde in de mens wordt dan onmid-
dellijk actief.
‘Ja, nu begrijp ik wat beter waarom Paulus zo stellig zegt dat wij niet onder
wet, maar onder genade zijn. Dat is het goede nieuws!’