Bij mijn eerste verdediging
stond niemand mij bij,
maar allen verlieten mij.
Laat het hun niet
aangerekend worden!
2 Timotheüs 4:16
Paulus moest zich verdedigen
tegen onterechte aanklachten.
Zo lang men liegend kwaad van
hem sprak, niets aan de hand.
In Handelingen 22 lezen we,
dat hij zich verweerde richting
de menigte. Daarna wilde men
weten waarvan hij beschuldigd
werd. Paulus zei met een zuiver
geweten gewandeld te hebben.
Vervolgens liet Ananias, de hoge-
priester, hem op de mond slaan,
(Handelingen 23:2), hetgeen ze
bij de Heer ook deden.
Dat is tekenend voor wat velen
proberen: Paulus het zwijgen
opleggen. Soms is het letterlijk
slaan. Meestal gebeurt het sub-
tieler, via de binnengesmokkelde
valse broeders (Gal.2:4).
Of via een verlegging van Paulus’
woorden, die anders uitleggen.
Dat is reden waarom we Paulus,
onze leraar, ‘de verlaten apostel’
noemen. Hij zegt: allen verlieten
mij. Constaterend, zonder verwijt.