Want wie binnengekomen is
in Zijn ophouden houdt ook
zelf op van zijn werken, even-
als God van Zijn eigen.
Hebreeën 4:10
De Heer Jezus riep Zijn volk
toe, dat zij Zijn juk op zich
zouden nemen en dat waar
zij onder gejukt gingen, af
zouden leggen.
Want dat maakte hen, onder
al de geboden en verboden,
vermoeid en beladen.
Voor Israëlieten een harde
noot om te kraken. In het
christendom dat ontstond
na de ‘apostolische’ tijd,
sloop ‘werken voor God’ of
‘presteren voor de Heer’ er-
in. Dat was onder de Galaten
merkbaar; Paulus reageerde
daar scherp op.
De schrijver wijst op het nu
ophouden of stoppen waar
Israël destijds niet aan toe
kwam – en nog steeds niet.
Israël zou ophouden met het
steeds eigen werken, doen,
bezig te zijn. Laten wij deze
aansporing ter harte nemen,
als ook wij -ongemerkt- zelf
allerlei dingen zouden doen
die de Heer niet bedoelt.