‘Wat was de plaats van de natiën voor Efeziërs geschreven werd?’
Hun plaats –en dat was van groot belang voor de gelovigen uit de
natiën- was er een die ondergeschikt was aan Israël. Vandaar dat de
apostel Paulus in Romeinen schrijft: ‘…eerst de Jood, en ook de Griek’
(Romeinen 1:16). Maar dat was dus nog in die era waar Efeziërs 2:11
van spreekt. Zo was het sinds de roeping van Israël tot licht voor de
natiën (bijvoorbeeld Jesaja 49:6). In Handelingen lezen wij over de
koninkrijksboodschap tot Israël, die zij (opnieuw) afwezen. En dat leid-
de tot een tijdelijk ander spoor voor het uitverkoren volk.
‘Efeziërs 2:11-22 spreekt van een andere plaats voor de natiën?’
Ja, en dus ook voor de gelovigen uit de natiën. Zij waren daarvoor in
het uitgeroepen lichaam ondergeschikt aan de gelovigen uit Israël.
Dat hing samen met het feit, dat de toekomstige hemelse bestemming
van het lichaam nog niet bekend was gemaakt. Alles leek zich voor het
lichaam nog op aarde te zullen afspelen in de toekomst, ondanks de
onthullingen in 1 Thessalonicenzen 4 en 1 Corinthiërs 15.
‘In Christus Jezus is het alles anders?’
We lezen Efeziërs. Daarin lezen wij in 2:6,7 de hemelse toekomst en
roeping en dienstbetoon van de gemeente. Ook in 1:3, 20 klonk het al:
te midden van de hemelingen (of: onder de hemelse machten).
Nu dat bekendgemaakt is en in 2:6,7 ook de plaats en roeping voor de
komende eonen (tijdperken) duidelijk is geworden, ontvangt de apostel
het van Vader, om de gewijzigde plaats in het lichaam van Christus van
de gelovigen uit de natiën te laten zien. En waarin zij in Gods plan voorop
lopen.
‘Boeiend. Ga door.’
In 2:11 staat twee keer: in het vlees. Het betrof de plaats van de natiën
in het vlees. Daarin waren zij ondergeschikt aan Israël. Het stukje 2:11-22
eindigt met: in één/de geest (2:18,22). Door het kruis en in Christus Jezus
blijkt, dat de gelovigen uit de natiën een plaats hebben op gelijke hoogte
en tezamen met de gelovigen uit Israël. In de geest valt het onderscheid weg!