‘We zien in de profeten de naderende voetstappen van de Heer Jezus.’
Ook daarin zijn we bevoorrecht. We hebben een enorme vroegere verwach-
ting in Christus (Efeziërs 1:12). Dat geldt voor alle leden van Zijn geestelijke
lichaam, de uitgeroepen gemeente. Zij zijn en zullen zijn: tot lofprijs van Zijn
heerlijkheid en van de heerlijkheid van Zijn genade. Dat we dat meer besef-
fen. Dat zou ons van binnen verder echt vrij maken. Vrij van de neerdrukken-
de gedachten, die ons schuldig doen voelen.
‘Ja, het wettische denken zit ons in de genen, als calvinisten.’
Zeker. Het kost zeer veel tijd en geestelijk begrip ontvangen om daaruit los
te komen. Niet om losbandig te leven, maar om alles van God en Zijn gena-
de te verwachten. Je hoeft niet tegen de zonde te strijden. Het is niet nodig
neergebukt door het leven te gaan als gevolg van mislukkingen. God zet je
in Zijn genade, elke dag weer. Hij werkt het in ons leven uit, Hij is genadig.
Hij heeft ons bovenmate lief en we kunnen nooit uit Zijn hand vallen. Nooit.
‘Ja, fijn om zo opgebouwd te worden.’
In het schrille contrast tussen de twee verloren zoons zien we de tegenstel-
ling tussen een wettisch denken en de werking van de genade van God in
het leven. Het ene bracht verwijdering tussen de zoon die wel in en rond
het huis van de vader was gebleven, maar nog niet echt thuis was gekomen.
Het andere bracht feest en verbondenheid, liefde en eenheid. Genade van
God blijkt uiteindelijk het enige principe waardoor de mens werkelijk thuis
bij Vader kan komen én blijven!