Want in het alles onderschikken
aan hem heeft Hij níets niet aan
hem ondergeschikt gelaten.
Nu echter zien wij nog niet dat
het al aan Hem onderschikt is.
Hebreeën 2:8b
Hier bevestigt de schrijver, dat
God alles onder de voeten van
de mens stelt. Terwijl het even
leek, dat het om de mens in ‘t
algemeen ging, gaat het om de
Zoon des mensen.
Vanaf Hebreeën 1:1 is gesteld,
dat Hij de Zoon van God is.
Nu komt de bevestiging over
Psalm 8; het lijkt daar over de
mens te gaan, maar het blijkt
over de Zoon van Adam, de
Heer Jezus te gaan. Hij is die
Mens, zelfs werd Hij iets (en
voor korte tijd) lager dan de
(hemelse) boodschappers
gesteld. God heeft gesproken,
dat alles onder Zijn voeten zal
komen. Een grote toekomst is
voor de schepping weggelegd!