het eigen huis uitstekend
voorgaand, zijn kinderen in
onderschikking hebbend
met alle eerbaarheid,
indien iemand nu zijn eigen
huis niet weet voor te gaan,
hoe zal hij de uitgeroepen
gemeente van God
verzorgen?
1 Timotheüs 3:4,5
De opziener heeft het eigen
huis(gezin) goed op orde. Het
is logisch wat Paulus hier zegt.
Kinderen in onderschikking,
tot welke leeftijd geldt dat?
Iets wat wij zouden vragen.
Dat is de verkeerde vraag. Het
gaat om het geheel van het
huis van de opziener, als dat
ordelijk is; ja dan zijn kinderen
dat ook. In een bepaalde fase
kan dat moeilijker zijn, en dan
‘gaan ze de deur uit’.
Of kinderen wel/niet geloven,
is aan God. Daar zegt Paulus
hier niets over.
De opziener die in eigen huis
uitstekend vooraan staat, zal
ook bij de uitgeroepenen zo
zijn, en andersom.
Zo zien we de wijsheid van wat
God hier aangeeft; ordelijk zou
het onder gelovigen toegaan.