‘Maar, hoe komt dat, dat zij blind zijn?’
Lange tijd was Israël een volk dat zich niet aan de Thora van Mozes hield. Zij ver-
vielen keer op keer tot de meest gruwelijke afgoderij. Daarop werden zij in bal-
lingschap weggestuurd uit het land. Uiteindelijk brak de afgelopen 2000 jaar aan,
waarin God hen een geest van verdoving (Romeinen 11:8) geeft, ogen om niet te
zien. En Paulus zegt hier in Handelingen 13:11 …de hand van de Heer is op je….en
je zult blind zijn. Dat de Jood vandaag de dag niet kan zien, is het werk van God,
Zijn hand is op hen, Hij geeft hen een geest van verdoving.
‘Ja, dat wordt meestal niet duidelijk gezegd.’
Men durft deze dingen vaak niet zo te stellen. Men gelooft niet de duidelijke uit-
spraken van de Schriften, dat God het kwaad schept, terwijl dat voluit in Jesaja 45
staat. Want dat een volk geestelijk blind is, is een groot kwaad. Toch heeft God
zelf daar voor gezorgd. De Heer Jezus zelf stond in die lijn –kon niet anders- door-
dat Hij in gelijkenissen sprak. Dat was opdat de menigte niet zou verstaan.
Vandaar dat de discipelen prive onderricht kregen en uitleg van de gelijkenissen.
‘We zien, dat God een werk doet, dat wonderlijk is.’
Daarbij is het ook een werk van God wanneer iemand gelooft. Lydia schonk aan-
dacht aan wat Paulus vertelde, doordat God haar hart ervoor opende. Anders
had zij dat nooit kunnen verstaan. Zo geeft God zelfs in de gemeente aan een-
ieder een mate van geloof. De een kan misschien meer verstaan en begrijpen
dan de ander, van Zijn woord. En onder de Galaten was dit aan de hand: judaïs-
tische dwaalleraren wilden –net als een Elymas- de gelovigen van het geloof af
keren. Waarom? Om de werken van de Thora te gaan doen. Dat was de verba-
zing, om niet te zeggen: verbijstering van de apostel van de natiën!