Woord vandaag

‘Weet je , ik word elke keer weer enorm bemoedigd door de
woorden van Efeziërs 1. Zoveel genade van God!’

We zijn in vers 6 en 7 en het houdt maar niet op. In de Geliefde
hebben wij de vrijkoping door Zijn bloed, de vergeving van de
krenkingen in overeenstemming met de rijkdom van Zijn genade
die Hij laat overvloeien in ons.
Je leest de afwisseling in dit hoofd-

stuk van Efeziërs: liefde-genade-liefde-genade. Het kan niet op.
Ook hier wordt weer meer genade gegeven.

‘Ja je loopt over van dank als je echt gaat beseffen wat hier alle-
maal staat.’

Er staat niet, dat wij die vrijkoping door onze eigen inspanningen
hebben. Nee, het is de vrijkoping door Zijn bloed. Zijn smadelijke
dood aan het kruis is de grondslag voor deze vrijkoping. Deze is
door bloed en door macht, bij Israël was het bloed aan de deur-
posten en later de machtige hand van God die hen door de Rode
Zee bracht en definitief verloste van Egypte (beeld van de wereld).

‘Dat was een verlossing waar nóg over gesproken wordt!’

Voor ons is het: vrijkoping door het kostbare bloed van Christus,
dat hébben wij nu al. Dit wordt gevolgd door de machtige hand
van God, die ons uit deze wereld verlost bij de bazuin van God.
Dan worden wij door Hem weggerukt uit deze wereld. Daarom
zijn wij ook verzegeld met de geest van de belofte, de heilige, tot
in de dag van de vrijkoping (Efeziërs 1:13,14). Dit alles is in over-
stemming met de rijkdom van Gods genade.

Woord vandaag

‘Het blijven bijzondere verzen in Efeziërs 1, en het stroomt over
van Gods genade.’

Het is het welbehagen van Gods wil, dat wij, die geen enkele
aanspraak konden maken op Zijn genade, nu zoveel genade ont-
vangen. Juist omdat wij hopeloos waren, onszelf niet konden
redden, juist dat maakte dat wij Zijn genade nodig hadden. Het
bracht de gelegenheid voor God om Zijn overstromende genade
te laten stromen. Naar diegenen die reddeloos waren.

‘En dat reddeloze gold zowel voor Israël als voor de andere
natiën buiten Israël?’

Onder de Thora (de wet van Mozes) werd het nog erger. De zon-
de bleek niet alleen een misser te zijn, maar ook het overtreden
van een gebod van God. De wet deed de zonde toenemen. Daar-
na kwam de genade van God naar voren in het evangelie dat
Paulus brengt. De genade bleek groter dan de toegenomen zon-
den. Romeinen 5:20,21 zegt dat Gods genade regeert, nu!

‘Maar in Efeziërs lijkt het nog meer te zijn.’

In 1:5,6 wordt al gezegd, dat wij het voorwerp zijn van de heer-
lijkheid van Gods genade. Zelfs tot lofprijs van dat! En er wordt
nog bij gezegd: Zijn genade, die ons begenadigt in de Geliefde.
God ziet ons te allen tijde in Christus, die hier de Geliefde ge-
noemd wordt, om nog eens te benadrukken, dat het hier echt
gaat om het toppunt van Gods genade en liefde. Je hoort nog
de woorden uit Romeinen 8 klinken: niets kan ons scheiden van
de liefde van God in Christus Jezus, onze Heer
!

Woord vandaag

‘Het gaat ook om Gods wil in Efeziërs 1. Wel drie keer, toch?’

Het welbehagen van Zijn wil, het geheimenis van Zijn wil en de raad
van Zijn wil
. In 1:5, waar wij nu bij stilstaan, blijkt dat onze uitkiezing

en dat wij in liefde tevoren bestemd zijn in overeenstemming is met
het welbehagen van Zijn wil. Het woord ‘welbehagen’ (eudokia) wijst
op een innerlijk genoegen van Gods kant. Het gaat om het uitvoeren
van Gods wil met het lichaam van Christus. Dat doet God door Chris-
tus Jezus. Het gaat om de zonen die nauw met Hem samenwerken.

‘Ook omdat zij samenwerken met Christus Jezus wordt dus gezegd
dat het overeenstemt met het welbehagen van Gods wil?’

Het gaat om de bijzondere roeping van dat lichaam voor de hemelse
machten en krachten. Daarom is onze plaats nu al te midden van de
hemelingen. Ons domein behoort de hemelen toe. Niet de aarde.
Daarom zouden wij niet aards gezind zijn. Niet gericht op de dingen
van deze aarde, hoe goed en mooi dat er ook kan uitzien. En hoeveel
applaus je daar ook van de mensen voor kan krijgen. Wij zijn burgers
van een rijk in de hemelen!

‘Wat een rijke genade. Dat hebben wij nergens aan verdiend. Het is
in een woord: geweldig!’

God roept ons in genade, Hij had zich al voorgenomen ons genade te
schenken en ons zo te roepen uit het volmachtsgebied van de duis-
ternis in het koninkrijk van de Zoon van Zijn liefde. Daarmee be-
doelde Hij niet alleen dat wij gered werden door Zijn genade.
Maar ook dat wij als geredde mensen in Zijn genade leven. En dat
wij op deze manier zijn: tot lofprijs van de heerlijkheid van Zijn ge-
nade
! Onvoorstelbaar, van a tot z Gods genade die altijd de boven-
toon voert en zal blijven voeren

Woord vandaag

‘Machtig he, dat wij zo lang geleden tevoren bestemd werden door
de Vader!’

De plaats van zoon. Daarvoor zijn wij tevoren bestemd door Vader.
Wij hadden geen plaats. Israël was de zoon die geroepen werd uit
Egypte (beeld van de wereld in het algemeen), zegt Hosea. De hei-
denvolkeren (de natiën) waren ondergeschikt en konden alleen
licht en zegen ontvangen door het uitverkoren volk. Dat waren de
zonen van de Allerhoogste. Maar nu het beheer van het geheime-
nis in werking is, is Israël wat hun Koninklijke en priesterlijke func-
tie betreft, opzij gezet.

‘En blijkt dat de leden van het lichaam van Christus óók de plaats
van zoon hebben ontvangen!’

En lees, dat het in liefde is, dat Vader ons tevoren bestemde tot die
hoge plaats. Want wij kunnen niet zonen op aarde zijn, want dat is
aan Israël toebedeeld. Daarom is onze positie met Christus Jezus te
midden van de hemelingen. Door Christus Jezus roept Hij ons en
brengt ons in het lichaam van Christus. En dat doet de Vader voor
Zichzelf
. Wij zijn dus allereerst zonen voor de Vader zelf! Dit drukt

uit, dat Vader ons heel nauw aan Zijn hart heeft! Laten we dat nooit
vergeten. Wij horen thuis in Gods huisgezin, Zijn directe familie. Geen
bloedverwanten, maar geestverwanten. Hij geeft ons Zijn geest.

‘Dit had de Vader dus al lang geleden zo bepaald. Hij roept ons door
het evangelie van genade.’

In Efeziërs stroomt de genade en liefde van de Vader over. Het is een
nooit ophoudende stroom. Elke dag koesteren wij ons daarin. Ook op
de dagen waarop het minder gaat, blijft de genade van God net zo groot.
Als het ons tegenzit is dat geen teken van Gods ongenoegen, nee, Hij
blijft ons te allen tijde liefhebben. Zijn liefde kent geen grenzen. Laat
dat ons hart en denken bepalen! Dat wij erbij horen is helemaal naar
Gods wil, dat zegt Efeziërs 1:5 ook. En ook dat is weer iets bijzonders! 

Woord vandaag

‘De basis van alles is Gods liefde. Dat tevoren bestemmen komt in
Romeinen 8 toch ook al voor?’

Romeinen klinkt door in deze openingsverzen van Efeziërs.
In liefde, tevoren bestemmen, plaats van zoon; het komt ook
in Romeinen voor. Wat is het nieuwe van Efeziërs? Dat het gaat
om de plaats van de gemeente die het lichaam van Christus is.
Die 
blijkt niet op aarde, maar in de hemelen te zijn. En de bedie-
ning
van dat lichaam boven, te midden van de hemelingen, was
in Ro
meinen niet in beeld. Om onze gedachten worden daarom
door 1:3 gericht: iedere geestelijke zegen, te midden van de
hemelingen
.

‘Bijzonder dus, die plaats die wij hebben bij Christus Jezus.’

In Romeinen lees je dat het zoonschap in verband met Hem is:
omgevormd worden naar het beeld van de Zoon en dat zij ont-
huld zullen worden aan de schepping. In Efeziërs wordt 
duide-
lijk, dat die plaats van zoon inhoudt: de bediening voor de

hemelse machten en krachten. En uiteindelijk heel de schep-
ping. Een gelovige die de plaats van zoon heeft, zal meebouwen,
ook in de nieuwe schepping, aan de verzoening van het (heel)al.
Dáárvoor zijn wij tevoren bestemd, in en met Hem!

‘Dat tevoren, betekent dat dan, vóór de nederwerping van de
wereld?’

Dat lees je in het tekstverband van Efeziërs 1 ja. Bestemmen heeft
in het Grieks ons Nederlandse woord horizon in zich. De gelovigen
hebben in 
hun leven als het ware een nieuwe horzion gekregen.
Voorheen
hadden zij in feite geen horizon, alles was op zijn minst
heel vaag.

Zij waren zich nog niet bewust van het feit, dat God hen tevoren
al een andere horizon had gegeven, in en met Christus Jezus. Dat
schept voor het lichaam van Christus een enorme verwachting!