‘Heerlijk, die genade van God.’
Het is een rusten in Zijn volbrachte werk. We hebben geen religie, maar
een dienst aan God. In dankbaar weten dat het altijd Zijn genade is, die
ons opbeurt, bemoedigt. Falen we? Dan is daar Zijn liefde en genade die
ons doen beseffen dat we leven uit Zijn hand. Beter kan niet. Dat zal ook
het kenmerk later van heel de nieuwe schepping zijn. Ieder zal dan bewust
leven uit genade. Door Zijn geest zullen we dan de nooit aflatende kracht
ervaren, die Hij geeft.
‘Wanneer je daar over nadenkt word je blij.’
Dat is dan wat de genade van God doet: het maakt je echt blijvend blij van
binnen. Geen gedoe meer met eigen werken, daar ben je dan aan voorbij,
omdat de oude schepping dan definitief voltooid verleden tijd is. Wij zijn
overigens nu al Zijn maaksel, die geschapen worden in Christus Jezus voor
goede werken, die God van tevoren gereedmaakt, opdat wij daarin zullen
wandelen.
‘Ja, ik geniet weer volop. Efeziërs.’
Het mooie van ook deze woorden over goede werken is, dat het geen
moeten is. De tekst zegt niet: opdat wij daarin moeten wandelen. Nee.
Het staat er als een belofte (en die gaat God waar maken): opdat wij
daarin zullen wandelen. God is het, die zowel het willen als het werken
in ons werkt, zegt de brief die alles over onze dienst aan Hem zegt, de
Filippenzenbrief. Nou, als dat geen genade is…..