Woord vandaag

‘We kijken naar het plan van God.’

Wel wonderlijk, dat we door Zijn woord zo zicht hebben op dat grote
plan van Hem. Hij bepaalt wat gebeurt, Hij werkt het uit via Zijn Eerst-
geborene: Christus Jezus. Wanneer we kijken naar de geestelijke kant
van dat plan, dan is de tegenwerker belangrijk. Die doet waarvoor hij
geschapen is. Dat zien we in de geschiedenis van Job. Die geeft een
goede inkijk hoe een en ander werkt.

‘De zonen van God zijn in Job 1 en 2 hemelingen?’

Daar mogen we zeker van uitgaan, omdat ook de tegenwerker onder
hen komt. Er komt een ‘gesprek’ op gang en de satan wijst Alueim op
Job, die oprecht is en God vreest. Een aan de buitenkant goed gedrag,
dat vertoont Job, met zijn gezin. En dan komt de tegenstander bij God
en vraagt of hij Job mag beproeven. Dat wordt toegestaan.

‘De zonen van God zijn erbij aanwezig en doen niets.’

Ook dat is enigszins wonderlijk. Hadden ze niet moeten tegenwer-
pen wat de satan zei? Hadden ze hem niet moeten tegenhouden?
Job moeten beschermen? Het gebeurt niet. Kennelijk moet de te-
genstander dit doen en beschikt over zekere macht te midden van
de hemelingen. Hij gaat Job en zijn gezin kwaad aandoen, ongehin-
derd door de zonen van God.

‘Hier zien we dus dat het kwaad kennelijk moet plaatsvinden.’

We kennen de geschiedenis. Jobs leven verloopt kalm en goed,
hij wil tot eer van God leven. En dan komt de tegenstander en
alles gaat anders. Er komt een enorm kwaad, zijn kinderen over-
leven het niet en zijn vrouw zegt dat hij Alueim moet vervloeken.
Dat doet Job echter niet. Hoewel zijn bestaan verwoest is, zon-
digt hij met zijn lippen niet. Hij aanvaardt het kwaad uit de hand
van Alueim/God (2:10). Hij looft de naam van IEUE (1:21,22).

Woord vandaag

‘Het was de bedoeling dat de mens zondigde?’

Hoewel de mens at van de door God verboden vrucht, gebeurde toch
wat overeen stemde met Gods bedoeling. Gods wijsheid van vóór de
eonen (1 Corinthiërs 2:7) had de zonde in Zijn voornemen opgenomen.
Het moest de donkere achtergrond vormen voor Zijn liefde en overstro-
mende genade. Mens en hemeling zullen daardoor leven, heerlijkheid
genieten. Misschien is voor velen alle mensen inmiddels wel duidelijk,
maar ook alle hemelse machten (geesten) horen erbij.

‘Daarom kijken we ook naar de eerste eon?’

Ja we denken wat na over de gebeurtenissen in die eon. Zodat we be-
ter gaan begrijpen wat in de eonen daarna plaatsvindt. De eerste eon
is bepalend voor de rest. En we beseffen, dat Gods wijsheid van vóór
de eonen bepalend is voor de uitwerking van Zijn voornemen van eo-
nen (Efeziërs 3:10,11). Nadat de mens geschapen is, ontwikkelt Zijn
plan zich langs verschillende lijnen.

‘De lijn van mensen die van hemelingen?’

Nu de mens op aarde is gezet, zal de tegenstander doen wat hij moet
doen: tegenwerken, dwarsbomen, proberen Gods plan te verstoren.
Hij wil zelf de soevereiniteit over de aarde hebben. Terwijl hij weet,
dat die hoort bij de Eerstgeborene van heel de schepping. Het ligt in
zijn aard, zijn wezen om die heerschappij aan te vechten. En hij wil
daarom de nakomelingen, het beloofde Zaad van de vrouw, het liefst
uit de weg ruimen.

‘Hij moet gehoord hebben wat God tegen de mens zei?’

Hij wist wat God gezegd had over het eten van de boom van kennis.
Dat verdraaide hij tegenover de vrouw die in verwarring raakte en
toch at. Adam at mee. Het zaad van de vrouw zal het hoofd van
de slang verwonden. En het zaad van de slang zal de hiel van de
Nakomeling van Adam en Eva verwonden. Twee lijnen met vijand-
schap ertussen. Wie had die vijandschap gezet? IEUE Alueim.

Woord vandaag

‘In feite was Adam een afbeelding van de Eerstgeborene.’

En de tegenwerker was in de hof aanwezig en was er direct op uit,
de harmonie en rust te verstoren. Net zoals hij dat in de eerste eon
al had gedaan. Om Gods autoriteit te willen aantasten en te laten
zien dat Hij niet in staat is Zijn orde en liefde te laten zien.
Maar juist dat tegenwerken gaf precies het door Vader beoogde
resultaat. In de eerste eon slaagde de tegenstander erin de harmo-
nie te verstoren. Dat leidde tot duisternis en chaos op aarde.

‘Er was veel onrust, hij slaagde in zijn missie.’

Op het eerste gezicht wel. Maar God herstelde de aarde en maakte
die gereed voor de mens. En dat niet alleen, de aarde werd bewerkt
opdat dé Mens later zou kunnen komen. De schepping van de mens-
heid in Adam was niet zomaar. Het was de bedoeling, dat de Zoon
van Zijn liefde Mens zou worden, om heel de schepping te verlossen.
Daarom kon de tegenstander de orde en rust van de hof verstoren
en de mens misleiden.

‘God had de mens uit de bovenste laag van de aarde geformeerd.’

De mens werd door God zo gemaakt, dat hij bij verleiding snel de
weg van het vlees zou inslaan. En dat gebeurde ook. Om die reden
moest eerst de boom van kennis van goed en kwaad en het geboom-
te van het leven in de hof geplaatst worden. En het eten van de boom
van kennis werd verboden. Uitgelezen kans voor de tegenstander de
mens te misleiden. Ook toen gold wat de Heer Jezus later aan Zijn
discipelen zou onderrichten: ‘de geest is wel gewillig, maar het vlees
is zwak’. De mens at en werd zondaar. Precies de bedoeling.

Woord vandaag

‘Ook voor de tegenwerker waren Adam en Eva wonderlijk?’

Dat moet wel. Voor alle hemelingen was de mens volkomen nieuw.
Na de ingrijpende gebeurtenissen van de eerste eon en het grote
watergericht waarmee deze werd afgesloten, was het herstelwerk
door Aluiem* wonderlijk. De chaos, de duisternis, het verdween ge-
deeltelijk. God maakte de aarde voor zover nodig klaar om de mens
te formeren. Na de kennelijke strijd die om deze aarde en hemelen
gewoed had in de eerste eon. (* Alueim is meervoudsvorm voor
onderschikker in Hebreeuws, is altijd met ‘God’ vertaald)

‘Nu kwam de mens.’

God (Alueim) schiep de mens, manlijk en vrouwelijk. Dit was het
model, de vorm, waarin Christus Jezus zou komen. Wanneer we
de eerdere overwegingen niet vergeten zijn, weten we, dat de grote
Eerstgeborene van heel de schepping de Zoon van Zijn liefde is. Adam
betekent: Lijken op, gelijkenis. Hij werd geschapen, gemaakt, gefor-
meerd naar het voor-beeld van Christus. Letterlijk staat in Genesis
1:26,27 dat God hem in Zijn beeld schiep. En Zijn beeld is Christus.

‘Adam lijkt wel op God, op Christus?’

Wanneer we gehoord hebben, dat AL eigenlijk Onderschikker bete-
kent, wordt het voor ons al duidelijker. Adam lijkt op God in de zin
dat hij onderschikker moest zijn voor de schepselen. En later voor
zijn nakomelingen. De woorden uit Genesis 1:26-28 verwijzen in
feite profetsich naar Hem, die beloofd was aan Adam en Eva.
De mens bleek niet in staat te voldoen aan deze opdrachten.
Daarom moest de laatste Adam komen, die was wel in staat om
de opdracht van Genesis 1:26-28 te vervullen!

Woord vandaag

‘De heerlijkheid legde Hij af. Om mens te worden.’

Misschien kunnen we stellen, dat het voortbrengen van de Zoon
als Eerstgeborene van heel de schepping de grootste ‘gebeurtenis’
was. Daarna, als tweede, is het opwekken uit de dood als Eerstge-
borene uit de doden van allergrootste betekenis in het ontvouwen
en ontwikkelen van Gods voornemen van de eonen.
Daarom legde de Zoon de heerlijkheid af die Hij had, zoals Hij bidt:

en nu, verheerlijk Mij, U Vader, bij Uzelf, met de heerlijkheid die Ik
bij U had vóór de wereld was, met U
                            Johannes 17:5

‘Dit is de heerlijkheid die Hij in de eerste eon had?’

Kennelijk, want in hetzelfde gebed bidt Hij in vers 24:

Vader, Ik wil, dat waar Ik ben, ook zij bij Mij zijn, die U Mij gegeven
hebt; opdat zij Mijn heerlijkheid mogen zien, die U Mij gegeven heeft,
want U hebt Mij lief vóór de nederwerping van de wereld

Nu blijkt, dat de heerlijkheid die de Zoon had, zelfs al vóór de ne-
derwerping van de wereld, te maken heeft met de liefde van de
Vader
. En zo zal de grootste heerlijkheid uiteindelijk voor heel de

schepping, na de eonen, de allesoverstijgende liefde van de Vader
zijn. Dat is de bron van alle heerlijkheid.

‘Daar zijn de hemelingen bij ingesloten.’

De cirkel van Gods liefde omsluit allen. Juist door de dood van de
Zoon heen kon God Zijn onmetelijke liefde laten zien. Dat was het
middel. Daarom moest Hij mens worden, om te kunnen sterven.
En daarom schiep God de hemelen en de aarde en de tegenwerker.
Op die aarde zou een voor de hemelingen heel nieuw schepsel ge-
plaatst worden:  de mens. Een in de schepping unieke creatie, die
zowel eigenschappen van God als van de aarde zelf in zich heeft!