Tweede toespraak van Petrus
lezen we in Handelingen 3:12-26.
Vers 12-20 is besproken en aller-
lei gezichtspunten komen op.
Naluisteren kan hier.
Woord vandaag
‘Leven in verwachting.’
We zijn in afwachting van de gro-
te heerlijkheid en gunst van God.
We zijn in Christus al gezegend.
Met iedere geestelijke zegen te
midden van de hemelsen. Als we
dat bedenken, dan kunnen we
ons altijd verblijden.
‘Ook in druk en lijden.’
Dat is het wonderlijke. Ons over-
komt van alles. Daarin lijden we
net als anderen. Op verschillende
manieren, maar toch. God heeft
ons op het oog, en:
wij roemen in de verwachting van
de heerlijkheid van God, en dit niet
alleen; maar wij roemen ook in de
verdrukkingen
Romeinen 5:2,3
Ja, de liefde van God draagt ons.
Woord vandaag
‘We zijn van Hem.’
We leven in Zijn licht, Zijn liefde,
Zijn genade. We wandelen waardig
aan Zijn roeping. Paulus zegt ons:
Ziet dan toe, broeders, hoe nauw-
gezet jullie wandelen, niet als on-
wijzen maar als wijzen, de era uit-
kopend, omdat de dagen boos zijn
Efeziërs 5:15,16
‘Dat is een feit, de boze dagen.’
We leven in de tijd, dat het kwaad
gaat oplopen naar een hoogtepunt
dat zal komen. Als de wetteloze op
het wereldtoneel verschijnt zal hij
de problemen oplossen. De wereld
zal met verbazing hem volgen.
Maar wij die van de dag zijn, zijn
nuchter, aandoend het pantser
van geloof en liefde en als helm
de verwachting van redding.
1 Thessalonicenzen 5:8
Woord vandaag
‘Kolossenzen is een fijne brief.’
We zien daarin Christus centraal;
het geheimenis van Christus vormt
de kern van de brief. Het Beeld van
de onzichtbare God is Hij. Ook de
Eerstgeborene van heel de schep-
ping en uit de doden. Je leest, dat
Hij het al wederzijds verzoent met
God. Door Zijn werk van het kruis.
‘Zijn heerlijkheid is groots.’
We lezen veel van Hem, indrukwek-
kend wat Paulus van Hem schrijft.
Hij is ook het complement van de
godheid en ons complement:
in Hem woont het hele complement
van de godheid lichamelijk; en jullie
zijn compleet gemaakt in Hem, Die
het Hoofd is van iedere soevereini-
teit en gevolmachtigde
Kolossenzen 2:9,10