Want welke dank kunnen wij God
teruggeven aangaande jullie voor
al de vreugde waarmee we ons
vanwege jullie verheugen vóór
onze God?
1 Thessalonicenzen 3:9
Paulus was zich bewust: hij leefde
voor God, voor Gods aangezicht.
Dat is wat Tenach (OT) ook zegt.
Hij was in unieke bediening door
door de Heer gesteld. Het lichaam
van Christus uitroepen; wat een
grote en bijzondere opdracht.
Daarom kwam vreugde in zijn hart
als hij dacht aan al de gelovigen in
Thessaloniki. Des te meer kon het
hem bezighouden als hij hoorde
dat zij verdrukkingen ondergingen.
Voortdurend gebed en dank, en
vreugde, dat de genade van God
krachtig werkte in deze gelovigen.
En zo kun je kijken naar die ander
in Christus; in Gods liefde.