Hebreeërs zijn zij? Ik ook! Israëlieten zijn zij? Ik ook! Zaad van Abraham zijn zij? Ik ook! 2 Korinthiërs 11:22
Kennelijk waren de sprekers die men zo hoog plaatste, uit het volk Israël. Ook in de brief aan Titus memoreerde Paulus deze, zie Titus 1:7-11, waar hij de betrouwbaren scherp tegenover anderen zet. Opmerkelijk genoeg zegt hij daar (vers 10): allermeest die uit de besnijdenis. Het is goed voor te stellen, dat zij roemden op hun vleselijke komaf. Vandaar dat Paulus noemt waar hij zelf op kon roemen. En geeft aan, dat er geen verschil is in die zin. De nadrukkelijke geestelijke lijn is, dat hij als de apostel van alle natiën dé leraar is, ook voor de Korinthiërs.
Naar oneer zeg ik dit, alsof wij zwak geweest zijn. Waarin echter iemand ook maar durft (in onbezonnen- heid zeg ik dit), ook ík durf 2 Korinthiërs 11:21
In verhouding tot de ‘sterke’ predikers, die de gelovigen in wezen beroofden, zegt Paulus dit. Zijn medewerkers en hijzelf; zij stelden zich in liefde en ootmoed op. Dat kon het stempel ‘zwak’ meekrijgen. Toch durfde de apostel wel; maar dat in de kracht van de geest van God. 2 Timotheüs 1:7: God geeft een geest van kracht, liefde, bezonnenheid. Zo gezien had Paulus wél moed en durf om hen in Gods genade te ontmoeten.
Opnieuw werd een aantal aspecten van de naderende eindtijd besproken. Wie zijn de 2 getuigen? Wie zijn het die zeggen dat zij Joden zijn, maar zijn het niet? Hoe ziet de wetteloze er uit, hoe komt deze op het podium? Naluisteren: deel A en deel B
Want jullie verdragenhet … indien iemand zich opheft, indien iemand jullie in het aangezicht striemt 2 Korinthiërs 11:20c
Als ‘een verkondiger’ of een ander zichzelf verhief, en zo zich boven de anderen stelde, dan verdroegen zij dat goed. Als zo iemand hen dan zelfs met woorden ‘links en rechts om de oren sloeg’; gelaten accepteerde men dat. Terwijl Paulus zich ootmoedig en zachtmoedig opstelde; hij wilde medewerker aan hun vreugde zijn, maar beslist niet heersen over hun geloof. Helaas is dit accepteren van al wat in vers 20 genoemd is nog regelmatig zo. Wij staan – in Zijn geloof – en wij erkennen Christus Jezus als Heer.