Woord vandaag

‘Ik ben er nog steeds verwonderd over, wat wij gisteren hebben
gezien.’

Ja, het is bijna niet voor te stellen, dat wij met Hem zo’n hoge plaats
hebben gekregen, van de Vader van de heerlijkheid. En er wordt nog

meer gezegd over het lichaam van Christus. De ekklesia die Zijn lichaam
is heeft de allerhoogste positie in en met Hem ontvangen. Ongelooflijk.
Wij staan verwonderd over zoveel genade en rijkdom aan genade.
De positie met Hem wordt verder uitgebreid met de situatie wat wij uit
de heidenen en zij uit Israël eens waren. Kinderen van de verontwaar-
diging van God. In ons en de kinderen van Israël werkte de geest van
de weerspannigheid. Dat geeft Efeziërs 2:1-3 duidelijk aan.

‘Wat was een hopeloze situatie, althans vanuit onze eigen ervaring ge-
zien en beleefd.’

Wij waren in duisternis en gedroegen ons net als de andere mensen,
sommigen van ons waren religieus, sommigen geloofden niets, anderen
geloofden de tradities en overleveringen van mensen. In alle gevallen
was er weinig of geen licht van Gods woord. We draaiden rond in de be-
geerten van het vlees, en wij deden wat in ons opkwam.
Maar in vers 4 lezen wij het geweldige: …”God echter”!
Hij greep in ons leven in. Wij hebben niets wat wij in rekening kunnen
brengen bij Hem. Hij begond in ons te werken met Zijn geest, zodat wij
gingen zoeken naar de waarheid. Net zo lang tot we die vonden in Zijn
geweldige Woord.

‘Tsja, het is de liefde van God die ons trok; wij werden op een gegeven
moment overweldigd door Zijn
genade.’

God is rijk aan barmhartigheid. Hij was het, die het initiatief nam. Dat
is altijd zo. En die barmhartigheid komt voort uit Zijn onmetelijke liefde.
Het is die onpeilbaar diepe liefde van God, waarmee Hij ons liefheeft.
Hij trok ons uit onze ellende en uit de tegenwoordige boze eon (Galaten
1:4). Als gevolg van het kruis zijn wij nu dood voor de krenkingen en de
begeerten. Dat voelen wij niet, maar dat is wel een feit. En dan komt dat
wat God aan ons heeft gedaan en wat onze geestelijke positie is:

“God echter….maakt ons gezamenlijk levend in Christus en wekt ons ge-
zamenlijk op en zet ons gezamenlijk te midden van de hemelingen in
Christus Jezus”  (Efeziërs 2:4-6)

Ah, wat een ongelooflijke rijkdom aan genade!

Woord vandaag

‘Wat een plaats, een positie heeft het lichaam van Christus met
Hem ontvangen. Groots.’

Ja, het is bijna niet te geloven als je elke dag op aarde rondloopt, hoewel
je je misschien steeds meer een vreemdeling voelt te midden van al wat

uit de boze eon (Grieks: aioon) op ons af komt.
En wat van het lichaam van Christus nog in vers 23 van Efeziërs 1 gezegd
wordt zouden wij niet missen:

“…die Zijn lichaam is, het complement van Hem, Die het al in allen com-
pleet maakt…”

Overal waar nog iets ontbreekt, is Christus Jezus het, die aanvult, compleet
maakt. Moet er nog verzoening, vrede gebracht worden? Hij zal het uitwer-
ken. Zonder Hem is alles incompleet. Het is niet af, zoals God het hebben wil.
Pas als Christus Jezus alles heeft gedaan wat Hij moet doen, pas dan zal God
werkelijk alles in allen kunnen worden.

‘Het wordt me iets meer duidelijk, van wat deze tekst bedoelt.’

Hij zal alles en alles tot voltooiing en voleinding brengen. Niet alleen zal in de
komende eonen op aarde blijken, dat Christus Jezus de Koning van de koning-

en en Heer van de heren is. Maar ook te midden van de hemelingen zal blijken,
dat Hij de grote verzoener en vredebrenger is, die al de vijandige hemelingen
nodig hebben. Wat ontbreekt (vrede) zal Hij bewerken, op grond van Zijn sma-
delijke dood aan het kruis en Zijn opwekking uit de doden (Efeziërs 1:20).
Al wat nog ontbreekt (ook levendmaking!) zal Hij als de Levende bij uitstek
aanvullen. Maar, en nu komt weer dat ongelooflijke: Hij, die alles compleet zal
maken, is Zelf nu nog steeds incompleet!

‘Als ik het goed lees en begrijpen kan, zijn wij als leden van Zijn lichaam nood-
zakelijk. Wij vormen Zijn complement, wat Hem compleet maakt.’

Ja. Je wordt er stil van als je het leest. Onvoorstelbaar! Het staat er: …”het com-
plement van Hem, Die het al in allen compleet maakt”.
Wie heeft dat ooit kunnen bedenken? Het is wáár wat in 1 Corinthiërs 2:9 staat:

“Wat geen oog heeft gezien en wat geen oor heeft gehoord, en waarnaar het hart
van de mens niet is opgestegen, wat God ook maar gereedmaakt voor hen,
die Hem liefhebben”

Dat vinden wij in Efeziërs, Filippenzen en Kolossenzen. De hemelse bediening
van Christus Jezus en dus ook van Zijn lichaam, de uitgeroepen gemeente, dát
had niemand kunnen bedenken. Net zoals Adam een complement bleek te heb-
ben in Eva, zo blijkt Christus Zijn complement te hebben in de uitgeroepen ge-
meente. Adam ontving Eva pas na een diepe slaap, en analoog daaraan kon de
gemeente die Zijn lichaam is pas geroepen worden nadat Hij in een diepe ‘slaap’
(de dood) geweest was. En nu komt weer iets bijzonders: Eva is uit Adam geno-
men en daarom onlosmakelijk met hem verbonden. Zo is de gemeente die Zijn
lichaam is, uit Christus Jezus genomen en daarom onlosmakelijk met Hem
verbonden. Wat een rijkdom aan genade! 

Woord vandaag

‘We hebben wel een bijzondere plaats en toekomst ontvangen,
niet op aarde met Israël.’

We zien met de apostel -die dat destijds deed en nu rust tot de dag
van de bazuin van God- uit naar de grote gebeurtenissen, die plaats

gaan vinden als de bazuin klinkt. Niet de bazuinen van Openbaring,
maar die van 1 Thessalonicenzen 4:13-18 en 1 Corinthiërs 15:50-54.
Dat is het moment voor het lichaam van Christus, dat in dit beheer
van het geheimenis uitgeroepen wordt. Een verborgen periode als
het om de eerdere Schriften van Tenach gaat. Maar onthuld door
de apostel van de natiën. Hij was begenadigd om de grote waarheden
voor deze tijd van genade bekend te maken, zoals die in Efeziërs staan.

‘Ja, we moeten nog kijken naar het derde aspect van het gebed in
Efeziërs 1:17-19.’

We zien daar staan:

…”wat de overstijgende grootte van Zijn kracht is voor ons die geloven
in overeenstemming met de werkzaamheid van de macht van Zijn sterk-
te, die werkzaam is in de Christus”…..

Dat wijst op het aspect van Efeze-geheimenis dat Christus aangaat. En
het houdt in, dat wij gezamenlijk met Hem levend gemaakt, opgewekt
en gezet zijn te midden van de hemelingen.
Dit wordt bekendgemaakt in Efeziërs 1:20-2:10, ook weer een kostbaar
gedeelte in deze algemene rondzendbrief.

We lezen in 1:20,21 over de machtige verhoging en hoge plaats van
Christus Jezus, zoals Hij die van God ontving. God wekte Hem op uit de
doden (dat gedenken wij elke dag!) en God zette Hem aan Zijn rechter
(hand) te midden van de hemelingen. Wat een evangelie!

‘Ja ik ben er weer stil van, als ik dat tot me door laat dringen.’

En deze hoge, hoogste plaats is:
…”boven iedere soevereiniteit en volmacht en kracht en heerschappij en

iedere naam die genoemd wordt, niet alleen in deze eon, maar ook in die
op het punt staat te komen.”

Dat betreft allereerst en vooral de hemelse. En daaronder dan vanzelfspre-
kend de aardse. Het gaat dan tevens om de hoge plaats die het lichaam van
Christus ook met Hem blijkt te hebben. Want het volgende vers vervolgt:

“En alles onderschikt Hij onder Zijn voeten en Hij geeft Hem als Hoofd
boven alles aan de uitgeroepen gemeente, die Zijn lichaam is

Dit is ongelooflijk. Want na alles wat al genoemd is aan regeringsvormen,
blijkt dat Hij boven alles als Hoofd aan de uitgeroepen gemeente, die Zijn
lichaam is, gegeven is! Dat houdt in, dat de positie van het lichaam van
Christus met Hem boven alle andere regeringsvormen is! Ons past ootmoe-
digheid als we daaraan denken en ons innerlijk daardoor verheugd wordt!

 

Woord vandaag

‘Een gedeelte dat heel verhelderend werkt, dat Efeziërs 2:11-22.’

Het is, zoals we nu aan het lezen zijn, een nadere uiteenzetting van het
tweede aspect dat in Efeziërs 1 genoemd wordt: 

“Wat de rijkdom van de heerlijkheid van Zijn lotgenieting is te midden
van
de heiligen”

We hebben gezien, dat in Efeziërs 2:11-22 gaat van vlees naar geest, en
in de geest zijn alle natiën op gelijk niveau gekomen. In de nieuwe
mensheid is geen vijandschap meer. Er heerst vrede, want Hij, Christus
Jezus, ís onze vrede.
De situatie van de natiën was: los van Christus, vervreemd van het bur-
gerschap van Israël en gasten van de verbonden die bij de belofte beho-
ren, geen verwachting hebbend en zonder God in de wereld (Efeziërs 2:12).

‘En wat is de nieuwe situatie als gevolg van het werk van Christus?’

Dat lees je in Efeziërs 2:19: ..’jullie zijn niet langer gasten en tijdelijk ver-
blijvenden, maar jullie zijn medeburgers van de heiligen en gezinsleden
van God, gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, waar-
van de uiterste hoek(steen) Christus Jezus is….een woonplaats van God
in (de) geest’.

Dat ‘medeburgers van de heiligen’ betekent niét, dat de gelovigen uit de
heidenen deel hebben gekregen aan het burgerschap van Israël. Het is
een uitspraak over het gelijke niveau dat gelovigen uit de heidenen met
de gelovigen uit Israël hebben. Dat wordt verder toegelicht in het direct
volgende: ‘en gezinsleden van God’. Wij horen bij Gods familie. Er wordt
uitdrukkelijk niét gezegd, dat wij toegevoegd zijn aan Israël, maar wij
horen bij Gods gezin!

‘Tsja, je moet goed lezen en zonder voorgedachte.’

Het feit, dat de gelovigen uit de heidenen uitdrukkelijk niét toetreden tot
Israël of deel krijgen aan het burgerschap van Israël wordt verder beves-
tigd door de geweldige uitspraak in vers 18:

“…want door Hem hebben wij beiden in één geest toegang tot de Vader”.

Het gaat dus niet om toegang in de tempel in Jeruzalem tot Jahweh, want
dat had alleen de hogepriester één keer per jaar, op yom kippoer, de grote
verzoendag. Het gaat ook niet om de toegang in het vlees, maar in de geest.
En dat tot de Vader. Dat impliceert al dat het om Zijn kinderen, Zijn zonen
gaat.
Bovendien heeft de nieuwe situatie geen tijdelijk karakter meer (’tijdelijk
verblijvenden, vers 19), maar is blijvend-geestelijk. De gelovigen (waar-
binnen geen onderscheid meer is naar afkomst) vormen samen één groot
gebouw (beeldspraak), een heilige tempel in de Heer, namelijk:

‘Een woonplaats van God, in (de) geest’.

Dan is er geen tempel in Jeruzalem meer nodig, maar de gelovigen zélf zijn
samen de woonplaats van God in de geest!  

Galaten studie 8 – 2:3-6

Op 16 april 2013 werd Galaten 2:3-6 gelezen en naar
voren kwamen enkele belangwekkende punten, zoals:
welk evangelie bedoelde Petrus in Handelingen 15?
Hoe kun je het gedrag van valse broeders herkennen?
Wat zijn belangrijke, geestelijke verschillen?
Dat en meer valt te beluisteren: deel A en deel B