of ik, hoe ook maar, naijver
zou opwekken bij mijn vlees
en enigen uit hen zou redden
Romeinen 11:14
De liefde van God, uitgegoten
in Paulus’ hart, dreef hem tot
gebed en smeking om Israël.
God was jaloers in het verleden
om de afgoderij van Zijn volk.
Beelden maakten ze, terwijl
Jahweh duidelijk gezegd had
dat niet te doen.
En nu, in deze tijd van genade,
is Israëls ongeloof reden voor
Paulus om hen tot naijver, tot
jaloersheid te wekken. Zodat
ze door het werk van God aan
en in de natiën zouden zeggen:
wat zij hebben wil ik ook. En zo
sommigen hun Messias, Jezus,
in geloof zouden aannemen.