‘De genade, die wij ontvangen bij de bazuin van God, is er niet zomaar.
Als ik bedenk, wat Hij deed, dan word ik stil.’
Zo is het. De heerlijkheid die wacht, wordt door lijden voorafgegaan. De Heer
Jezus leed heel diep en ging door de diepste diepte heen op Golgotha. Hij
stierf daar, gehangen aan een hout, met vier anderen. Misdadigers en rovers.
Daarbij werd Hij gerekend. Terwijl Hij zonder zonde was.
‘Het is indrukwekkend, als ik bedenk, hoe Hij daar door drie uren van dikke
duisternis moest, waarin God Zijn aangezicht voor Hem verborg.’
Dat is een diep lijden geweest. Beiden, de Vader én de Zoon hebben daar, toen,
geleden. Om de mensheid, om heel de schepping terug te brengen naar het
hart van de Vader. Daar was het allemaal om te doen.
God was in Christus de wereld met zich verzoenend. Hij rekende hun hun
krenkingen niet toe. De wereld had verzoening nodig, hun vijandschap moest
beëindigd worden. Dat zal gaan gebeuren, als uitwerking van het kruis.
‘Er is veel voor gebeurd. Ontstellend dat de discipelen wegvluchtten toen het
voor Hem het moeilijkst was.’
Erg menselijk allemaal, onderdeel van het lijden waar de Heer doorheen moest.
Wij zouden hetzelfde als de discipelen gedaan hebben. Wat dat betreft hoeven we
ons niets te verbeelden. Hij werd tot zonde gemaakt, opdat wij zouden worden:
gerechtigheid van God in Hem! Het evangelie heeft alles te maken met het kruis,
en de daarop volgende opstanding van Christus uit de doden. Door de heerlijkheid
van de Vader. Want door alles heen, werd de Vader verheerlijkt!