1 mei 2019
‘Goed om bij het lichaam te horen.’
Voor elke ware gelovige is dat zo. Men
heeft wel allerlei toekomstverwachting-
en. Ook wat dat betreft is het binnen de
christenheid een kakafonie. God doet
niet dat wat mensen denken dat gaat
gebeuren. God gaat doen wat Hij in Zijn
woord beloofde. Voor de gemeente die
het lichaam van Christus is: de hemelse
toekomst, niet op aarde. Wij zijn geen
koningen en priesters; dat is Israël. De
gelovige in dit beheer van de genade van
God hoort bij het ene lichaam van Chris-
tus, niets minder dan dát.
‘Scherp en biddend lezen.’
Gelovigen zouden de mentaliteit van
de Bereeërs hebben. In de Schriften
nagaan of het ook zo is wat gezegd en
geleerd wordt. Zelf nalezen, nazoeken,
tegenwoordig zijn daar prima hulpmid-
delen voor te vinden met toegang tot
de grondteksten. Uiteraard is een oot-
moedige houding voor Gods woord no-
dig, en dat ontbreekt weleens. En waar
men de brieven van Paulus wegduwt is
altijd een vorm van dwaling aan de or-
de. Bij de Galaten waren dwaalleraren
bezig de wet + allerlei aanverwante za-
ken op te leggen. Bij de Korintiërs leer-
den sommigen dat er geen opstanding
is, een enorme dwaling.
‘Onderscheid blijven maken.’
Naar de aanwijzing van de apostel in 2
Timotheüs 2:15 zouden we het woord
van de waarheid recht snijden. Voor Is-
raël laten staan wat aan Israël gegeven
is. En alleen via de brieven van Paulus
op het lichaam van Christus toepassen
wat voor die ekklesia (uitgeroepenen)
bedoeld is. Gelovigen willen nogal eens
hun gehoor geven aan leraren, die dat
kietelen. Dat is: die zeggen wat zij graag
willen horen. Wat aansluit bij hun opinie
of gevoel. Bij elke gelovige is het denken
(denkzin) van Christus aanwezig (1 Co-
rinthiërs 2:16). Die wordt gevoed met de
woorden van het geloof en het uitsteken-
de onderricht.