Ik heb de uitstekende strijd
gestreden. Ik heb mijn loop
ten einde gebracht. Ik heb
het geloof bewaard
2 Timotheüs 4:7
De drie werkwoorden staan
hier in de 1e persoon (ik) en
alle drie als voltooid.
De apostel kijkt terug, en
besefte: het is Gods genade
dat ik de loopbaan af heb
kunnen maken. Zo sprak
hij er voortdurend over in
zijn brieven.
‘Ik heb het geloof bewaard’
constateerde hij vol vreugde.
God had het gegeven.
Hij had Vader vertrouwd in
alle situaties waar hij mee
te maken had gekregen.
Ten diepste was ook dat wat
Vader hem had geschonken.
‘Niet ik, maar de genade van
God die met mij is’.