Wie zit op de troon?

“De absolute heerschappij van genade komt
naar voren in de opmerkelijke suggestie, dat
wanneer wij in zonde volharden, de genade
zou toe
nemen.
Terwijl het argument dat volgt tegen de zonde
gericht is, bevestigt het de soevereiniteit, de
heerschappij van Gods 
genade. Laten wij dit
geweldige niet ontkennen. Het zal ons rijke,
heerlijke vrijheid geven. Het zal ons bevrijden
van de tirannie van de zonde. Tevens zal het
ons de kracht geven, juist om die zonden te
mijden die wij volgens tegennatuurlijke logica
graag zouden doen nu er geen veroordeling is
– zelfs wanneer wij zouden zondigen.”

A.E. Knoch, Conc. Comm. blz.235
n.a.v. Romeinen 6:1

Woord vandaag

‘We kijken naar de gemeente.’

We eindigden gisteren met de unieke
hemelse bediening van het lichaam van
Christus. Dan bedoelen we niet een be-
diening op aarde die een hemels karak-
ter heeft. Dat is voor de heiligen van
Israël weggelegd.
Het gaat om een bediening in de hemel
en te midden van de hemelsen
.

‘Duidelijk, wat mij betreft.’

Velen ontkennen dit geweldige wat we
via Paulus horen. Zij menen dat zij op
aarde zullen blijven en zelfs de grote
verdrukking zullen meemaken. Hiertoe
wordt –zoals zo vaak- het moment van
de bazuin van God anders gezien of er-
ger: weggeredeneerd.

‘Jammer, ik ben er zo blij mee.’

De vele pogingen die al ondernomen
zijn om de verwachting van de gemeen-
te weg te nemen: het blijft merkwaardig.
De een meent dat de gemeente door
de grote verdrukking moet gaan. De an-
der zegt dat het voor een ander lichaam
geldt dan wat nu geroepen wordt.

‘Je wordt er bijna moe van.’

Het is een kakafonie. Als je gewoon de
brieven volgt waar het in staat, 1 en 2
Thessalonicenzen, is het duidelijk. De ba-
zuin van God wordt aan het prille begin
van de tijd van genade voor ogen gesteld
als de verwachting voor het lichaam van
Christus. Wanneer? Uit het komen van
de verontwaardiging (van God), 1 Thes-
salonicenzen 1:10!

Woord vandaag

‘Wat een geweldig doel van God.’

Allen hebben uiteindelijk leven. De 2e
dood is tussenstation. Het laatste wat
de levende God en Vader geeft aan de
mensen, is leven, onsterfelijkheid, de
levendmaking van allen staat in de eer-
ste brief aan de Corinthiërs.

‘De liefde van God.’

Dat woord reikt verder dan wat Vader
onthulde aan Johannes op Patmos. Dat
is de uiterste openbaring aan de Besnij-
denis. Wat verder reikte, veel verder,
gaf Vader aan de apostel Paulus. Die
mocht verder zien, en dus een grotere
heerlijkheid waarnemen.

‘Wat fijn, dat we dat mogen zien.’

Het geeft licht, leven en rust in je hart.
Uitzicht op een toekomst voor ieder-
een. En niet alleen voor alle mensen,
maar ook voor de geestelijke machten
en krachten. Daarvoor zet Vader de
gemeente in, die het lichaam van

Christus is. Wat een bediening!