Zie, deze derde keer ben ik
gereed naar jullie toe te
komen, en niet zal ik tot last
zijn, want ik zoek niet wat
van jullie is, maar jullie zelf
2 Korinthiërs 12:14a
Paulus had alle reden om de
Korinthiërs aan te spreken in
een berisping. Integendeel
vraagt hij ze om hem genade
te schenken! (Zie vers 13).
Als voorgangers en leiders in
de christelijke wereld zo’n
genadevolle houding zouden
hebben; het zou revolutionair
zijn. Eindelijk kon hij, na twee
keer een ernstig voornemen,
nu -in de derde poging- naar
hen toekomen. Om definitief
alle roddels over ‘winstbejag’
en ’voordeel halen’ de kop in
te drukken schrijft hij dit.
Ze hoefden niet bevreesd te
zijn dat ze hem iets moesten
geven: en niet zal ik tot last
zijn. Een ootmoedige houding
vanuit geloof en de ervaring,
dat de Heer in alles voorziet.
Als wij opnieuw terugdenken
aan wat Filippenzen 4:10-13
zegt, dan worden wij stil en
zien op naar Hem, Die ons,
allen, bovenmate liefheeft.