Wij hebben echter met hem
de broeder samen gezonden
van wie de lofprijs in het
evangelie is door al de
uitgeroepen gemeenten
2 Korinthiërs 8:18
Deze broeder die met Titus
meeging naar Korinthe, kan
wellicht Trofimus zijn.
Trofimus ging mee op de reis
vanaf Troas via Milete naar
Jeruzalem (Ha.20:4-16).
Trofimus; men meende, dat
Paulus hem bij de tempel
mee had genomen voorbij
de soreg (Hand.21:28,29).
Paulus werd daarom door
de Joden belaagd, en zijn
gevangenschap begon.
De reden voor hun reis naar
Jeruzalem was de gulle gift
voor de arme heiligen daar.
Trofimus zou het deel van
de gift dat de Korinthiërs
gaven, mee hebben kunnen
nemen naar Paulus, die hij
later weer ontmoette. Van
Trofimus diende trouw het
evangelie en reisde zelfs
lange tijd mee met Paulus.
want het aanspreken ontving
hij inderdaad, echter ijveriger
zijnd, is hij uit eigen beweging
vertrokken naar jullie
2 Korinthiërs 8:17
Paulus wees op de grote liefde
van de Macedoniërs in 8:1-5.
Daaruit werd Titus krachtig
aangesproken (8:6).
Hier komt Paulus erop terug.
Titus had het uiterst krachtige
aanspreken door de gelovigen
van Macedonië verstaan en
God gaf ijver in zijn hart om
naar de Korinthiërs terug te
gaan. Om ook daar te getuigen
van wat Gods genade uit had
gewerkt. Opdat de gelovigen
in Korinthe, de bewogenheid
zouden ‘overnemen’ en zo
een rijke aanvulling bij het
ingezamelde konden geven.
Dank echter aan de God, Die
dezelfde ijver voor jullie geeft
in het hart van Titus
2 Korinthiërs 8:16
Hier komt ook ‘de ijver voor
Uw huis’ van de Heer Zelf
naar voren. In Johannes 2:17
herinnerden de discipelen
zich de uitspraak uit Tenach
de ijver voor Uw huis heeft
Mij verteerd – Psalm 69:10a
terwijl Hij, de Messias, onze
Heer Jezus Christus, door de
broeders naar het vlees werd
verworpen. Die ijver, door de
heilige geest ingegeven, was
er ook bij Titus. De Heer wilde
Zijn volk genezen van -onder
meer- hebzucht; Titus wilde
de Korinthiërs terechthelpen
uit hun zelfzucht.
Titus was dienaar onder hen;
en was zo voorbeeld wat zij
konden navolgen.
Zoals het is geschreven:
“Wie veel heeft, het neemt
niet toe, en wie weinig
heeft, het is niet minder.”
2 Korinthiërs 8:15
Het woord uit Exodus 16:18
spreekt van het manna, dat
Jahweh gaf aan Israël tijdens
hun reis van Egypte naar het
beloofde land.
Jahweh zorgde ervoor, dat
iedereen genoeg had. Als het
sabbat werd, was er genoeg
voor twee dagen. Zo zorgt
God voor alles. Wij hebben
genoeg aan wat God geeft.
Hij zorgde, dat iedereen in
Israël genoeg had. Zo was
er gelijkheid; en dat is wat
hier ook Gods principe is
bij de inzameling voor de
heiligen in Jeruzalem. Dat
is ook de gerechtigheid van
God. Hij deelt uit, juist aan
de behoeftigen; dat geldt
vooral geestelijk, maar ook
hier materieel.
In dit tweede deel werd in Tenach
gekeken naar de Heer in Zijn
vroegere heerlijkheid.
Abraham, Mozes, Gideon, de
profeten. Naluisteren deel A en deel B
Copyright © All rights reserved.