Verder is voor mij de krans van
gerechtigheid gereserveerd,
die de Heer, de rechtvaardige
Richter, mij zal teruggeven in
die dag. En niet alleen aan mij,
maar ook aan allen die Zijn
verschijning liefhebben.
2 Timotheüs 4:8
Een krans werd in die dagen
aan overwinnaars gegeven.
Ook de keizer in Rome droeg
de verzilverde of gouden
lauwerkrans. De Griekse god
Apollo droeg er een.
Hier, bij Paulus, is het echter
de krans van gerechtigheid.
Die zal de Heer als de Enige
rechtvaardige Richter aan hen
geven, die Zijn verschijning
liefhebben. Abrahams geloof
in de beloften van God was
een rechtvaardige daad.
Het wordt hem (en ook ons)
gerekend tot gerechtigheid.
Analoog daaraan: zij, die Zijn
verschijning liefhebben, ‘doen’
of ‘handelen’ daarmee óók
rechtvaardig. Het is terecht om
Zijn verschijning lief te hebben.