‘Wetenschap heeft licht nodig. Niet-christelijke wetenschap leeft uit het
geloof dat de wetenschap zelf lichtbron is en geen licht van buiten nodig
heeft om de werkelijkheid te leren kennen. Christelijke wetenschap leeft
uit het geloof dat buiten het Woord van God duisternis is, ook voor de
wetenschap. Geen mens is in staat boven de werkelijkheid waarvan hij
deel uitmaakt, uit te stijgen om haar te overzien, gesteld dat hij het waar-
genomene zou kunnen begrijpen. Hij heeft informatie van buiten nodig.
Reeds voor het antwoord op de vraag: wat is wetenschap, is het al of niet
letten op wat de Schrift over de werkelijkheid zegt, beslissend. In alle niet-
christelijke wetenschapsopvattingen is het ‘wetenschappelijk’ denken een
hogere vorm van denken dan het niet-wetenschappelijke denken.
Deze overschatting van de wetenschap heeft zijn oorzaken.
‘Wetenschappelijke’ kennis wordt geacht ‘zuiver’ te zijn en niet vertroebeld
door religie of andere emoties. Zij pretendeert op allerlei levensgebieden
leiding te kunnen geven. Zij oefent grote macht uit in het leven, ook in dat
van veel christenen. Velen eren de wetenschap als een betrouwbaardere
kennis dan die van het dagelijkse leven.
Christelijke wetenschap kent, als het goed is, deze eerbied voor de wetenschap
en dat streven naar levensbeheersing niet. Zij kent niet een depreciatie van
niet-wetenschappelijke kennis. De niet-christelijke wetenschapsopvattingen
zijn echter in het Westen oppermachtig……
Wetenschappelijk denken is niet méér dan niet-wetenschappelijk denken, het
is anders.’
Uit: ‘wetenschap in bijbels licht’ – drs. A. Keizer, blz.17,18, uitgave 1986.