Wandelen op grond van het evangelie van God
dat Paulus uitschrijft in Romeinen 1-8.
In diverse brieven van Paulus wordt het
nodige gezegd over ons gedrag en wijst de
apostel ons de weg tot eer van God.
Naluisteren: HIER
Wandelen maar!
Woord vandaag
Want zelf weten jullie,
broeders, dat onze ingang
naar jullie toe niet leeg
is geworden.
1 Thessalonicenzen 2:1
Paulus had daar 3, hooguit
4 weken gesproken. Daar
ontstond een ekklesia, een
groep uitgeroepenen. Het
was niet ‘leeg’, nee, God
gaf rijke vrucht in de vorm
van mensen die hoorden
én geloofden wat Paulus
zei. Het waren woorden
van God, die doordrongen
in de harten van de mensen.
Terwijl de arbeid onder de
Joodse mensen moeizaam
was en weinig respons had.
Dat ontmoedigde hen niet;
de broeders gingen verder,
ook toen Paulus fysiek niet
langer te midden van hen
was. Christus Jezus was
het, Die bewaarde!
Woord vandaag
en Zijn Zoon uit de hemelen
te verbeiden, die Hij heeft
opgewekt uit de doden, Jezus,
Die ons bergt uit de veront-
waardiging die komend is.
1 Thessalonicenzen 1:10
In een wat langer gedeelte,
4:13-5:11 spreekt de brief
over de verontwaardiging
van God, die komt. Paulus
had in de zeer korte tijd dat
hij bij ze was, ook uit Daniël
over de dag van Jahweh en
toekomst gesproken. Daar
spreekt hij in deze brief ook
over. Zo kregen zij – en wij –
antwoorden. Hoe gaat het
met de overledenen? Wat
zal van hen worden, als Hij
komt, aanwezig is? Een hint
lezen wij in dit vers, Hij,
de Heer Jezus Christus,
bergt ons – exact op tijd!
Woord vandaag
Maar spreekt jezelf elke dag
aan, tot wat “heden” genoemd
wordt, opdat niet iemand uit
jullie verhard zou worden door
de verleiding van de zonde
Hebreeën 3:13
Israël was als volk uit Egypte
uitgeleid. Twee gebeurtenissen
waaruit Israëls ongeloof bleek,
komen naar voren. Verspieders
keerden terug en het volk wil
niet het beloofde land in.
Jahweh wilde ze wegvagen en
Mozes kwam tussenbeide. Zo
mochten Jozua en Kaleb blijven
en het land ingaan, de rest van
die generatie kwam om in de
woestijn.
Bij Massa/Meriba (strijd/bitter)
murmureerde het volk omdat
ze geen water hadden.
De grote zonde: ongeloof was
debet aan dit weerspannige
gedrag. De Hebreeën waar
deze brief aan gericht is,
waren in dezelfde situatie
als Israël destijds. Daarover
meer in het vervolg.