Woord vandaag

‘Vers 6 laat wel een heel duidelijke tegenstelling zien.’

In het huis van een rechtvaardige is grote rijkdom,
maar in het inkomen van een goddeloze is verval

Jawel, het is een scherp contrast tussen het huis van de rechtvaardige
en dat van de slechte. Het woord ‘rijkdom’ wijst op ‘welgesteld zijn’, en
dat is niet direct veel geld bezitten, maar in veel opzichten rijk zijn.
De tsaddiq (rechtvaardige) ziet de vrucht van het leven dat rechtvaar-
dig is, hij houdt zich aan de onderwijzingen van Jahweh en heeft wijs-
heid, handelt en wandelt juist.

‘En de slechte, is dat de goddeloze?’

In elk geval iemand, die handelt zonder de aanwijzingen van Jahweh op
te volgen. Zijn inkomen brengt (hem) problemen, omdat het zeer waar-
schijnlijk niet alles op zuivere wijze verkregen is. Mensen die jarenlang
anderen bedriegen, krijgen dat toch een keer op hun brood terug. Men-
sen die soms voor miljarden anderen hebben bedrogen, zitten nu de rest
van hun leven in de gevangenis. Het spel is uit, over.

‘Ja daar kan ik er wel een paar van noemen.’

De tsaddiq, de rechtvaardige, zal gerechtigheid doen, in overeenstemming
met het gehoorde onderwijs. Paulus schrijft aan ons, als rechtvaardigen en
mensen die grote geestelijke rijkdom om niet hebben ontvangen:

‘Laat wie steelt niet meer stelen, maar laat hij zich veeleer inspannen om met
zijn handen het goede te verrichten, opdat hij zou hebben mee te delen aan wie
iets nodig heeft.’


Woord vandaag

‘De volgende is wel logisch en duidelijk vind ik.’

Een dwaas verwerpt de vermaning van zijn vader,
maar wie de bestraffing in acht neemt, is schrander.’

Ja, we kunnen aannemen, dat de vaders in Israël in het algemeen het onderwijs
uit de Thora doorgaven aan hun kinderen. Zo stond het wel in Deuteronomium 6
geschreven, dat zij het hun kinderen zouden aanleren en inprenten. Als kinderen
vervolgens de raadgevingen van de vaders niet opvolgden, waren zij dwaas. Het
woord voor ‘dwaas’ hier betekent: ‘krom, afgeweken, verdraaid’. Zij luisterden
niet en dat leverde kromme wegen in het latere leven op.


‘Dat is in het dagelijks leven te merken, waar kinderen de wijze raad van ouders
niet opvolgen, gaat het mis.’

Het tweede deel van het vers is aanvullend: het gaat om het ‘in acht nemen’, dat
is het Hebreeuwse ‘sjamar‘ en betekent letterlijk: ‘bewaken, bewaren’. Als je iets
goed bewaakt, doe je er ook iets mee. Paulus zei aan Timotheüs dat hij de woorden
die hij van Paulus gehoord had, zou bewaken (1 Timotheüs 6:20). Dat had hij ge-
hoord van zijn vader in het geloof.
Helaas week men in het algemeen wel af van Paulus, en dat al snel. Timotheüs zal
ongetwijfeld gehoor hebben gegeven aan de wijze raad van de apostel, maar het
menselijke vrome vlees begon al snel van de ideale lijn af te raken en men keerde
zich tot de (Joodse) verdichtsels.

‘Zo zien we wel de waarheid van het woord van God in Spreuken bevestigd.’

Precies. Het woord ‘schrander’ duidt op slimheid, een zekere wijsheid. Het woord
dat hiervoor staat, is hetzelfde als bij de slang in Genesis 3:1, dat zij de ‘listigste
was van de dieren op het veld. Hier in Spreuken wordt het op positieve manier
gebruikt. Je bent slim als je de wijze raad van je vader bewaart en bewaakt!

Woord vandaag

‘De volgende tekst in Spreuken 15 gaat ook weer over wat wij spreken.’

Ja, dat is zo: ….’de genezing van de tong is een boom van leven,
maar verkeerdheid erin is een breuk in de geest’….. Misschien kun je
hier twee aspecten in zien. De tong, die zelf genezen is en/of de tong,
die helende woorden spreekt.  Het woord ‘genezing’ bevat in het
Hebreeuws de letters
r en ph, die ook in ‘Ik ben Jahweh, jullie heel-
meester/genezer
‘ voor
komen. En van de wijsheid wordt in Spreuken
3:18 ook gezegd, dat zij
een boom van leven is voor wie haar vastgrijpen
en vasthouden.

‘Zo, dat is mooi zeg, wat een diepte zit er toch in he.’

Als onze tong genezende woorden spreekt, dan is dat bemoediging voor
de toehoorders. Van gelovigen zou je eigenlijk niet anders verwachten,
dan dat zij opbouwende woorden spreken, een boom van leven, vol wijs-
heid. Kennelijk is dat niet altijd voorhanden onder gelovigen. Het andere
deel van dit vers spreekt namelijk van het tegenovergestelde.

‘Ik begrijp die zin eigenlijk niet. Kun je er iets meer van zeggen?’

Het woord ‘verkeerdheid’ is vanuit het Hebreeuws: verdraaien, verwring-
en, ondermijnen. Als de tong woorden spreekt die dit in zich dragen, zal
de geest van de ander daardoor gebroken worden. Deze woorden dragen
iets ondermijnends in zich, je zou het o.a. negatieve kritiek kunnen noe-
men. Mensen kunnen door negatieve kritiek -vooral als dat voortdurend
en aanhoudend gebeurt- een gebroken geest krijgen. Ook daarin hebben we
als gelovigen weer een belangrijke aanwijzing.

‘Wat is het toch belangrijk: de woorden die wij spreken als gelovigen.’

Als deze verzen uit Spreuken tot ons doordringen, wordt het duidelijk.
Paulus geeft dan ook in Kolossenzen 4:6 het nodige aan over ons spreken.

Jullie woord zij altijd met genade, met zout gekruid, opdat jullie weten hoe
jullie ieder moeten antwoorden
.’

Dat levert geen gebroken geesten, maar opgebouwde mensen op.
Genade met zout, bijzonder. Laten wij daarin oefenen en Zijn leiding
waarderen!

Woord vandaag

‘Zo is het wel leerzaam -praktisch gezien- om in dat Spreuken te gras-
duinen.’

Ook vers 3 zegt weer iets bijzonders. …’de ogen van Jahweh zijn op elke
plaats, ziende de kwaden en de goeden’….. Dat is zeer zeker het geval.
Adam en Eva verborgen zich voor Hem nadat zij gezondigd hadden.
Van de dingen die wij doen zullen wij ooit rekenschap afleggen aan Hem.
Dat geldt voor elk mens. Hier kunnen we in dit verband denken aan de
dingen die wij zeggen. Ook daarvan geldt dat rekenschap afleggen.

‘Waar staat dat precies in de bijbel dan?’

In Mattheüs 12:36,37 staat wat de Heer Jezus gezegd heeft, en Hij kon het
weten:

Maar Ik zeg u dat de mensen van elk nutteloos woord dat zij zullen
spreken, rekenschap moeten geven op de dag van het gericht.

Want op grond van uw woorden zult u rechtvaardig verklaard worden,
en op
grond van uw woorden zult u overtuigd worden.’

Dat laatste: ‘overtuigd worden’; daar zit in: door dat wat je gezegd hebt
is de ander (en/of God) beschadigd. Dat zal blijken in het gericht. En je
wordt dan overtuigd dat je je daaraan schuldig hebt gemaakt. Dat zou-
den wij ons -als gelovigen- bewust zijn. In elk geval wijst de Schrift
steeds op ons spreken.

‘Wijst Paulus ook daarop in zijn brieven?’

Zeker. In elk geval vinden we in Efeziërs 4  een fijne aanwijzing:

Laat geen enkel bedorven woord uit jullie mond uitgaan, maar spreekt,
indien er een goed woord is voor de benodigde opbouw, opdat het genade
zou geven aan wie horen.

Woord vandaag

‘He, wat fijn gisteren, daar heb je wat aan, als je met mensen spreekt.’

Ook vers 2 van Spreuken 15 is aansprekend: …’de tong van de wijzen maakt
kennis goed’…. Je kunt ook zeggen, dat de wijze de kennis goed gebruikt.
Een wijze kenmerkt zich, doordat de aanwezige kennis op het juiste moment
wordt gebruikt, precies dat zeggen wat in een gegeven situatie goed is. Je kunt
je kennis (van Gods woord bijvoorbeeld) ook als parels voor de zwijnen wer-
pen. Dat heeft geen zin en wekt wellicht woede op.

‘Tsja die wijsheid heb je dan niet van jezelf; moet van God komen.’

Het contrast met het vervolg laat ook zien waar het om gaat: ….’maar de mond
van dwazen vloeit over van dwaasheid’…. Het woord voor ‘dwaas’ is eigenlijk:
‘vet, traag, dom’. En ‘dwaasheid’ is ‘onbenullig, zot, onzinnig’.  Het kenmerk van
zulke dwazen is dat zij vaak wel beschikken over een stortvloed van woorden
en meestal overvloedig aan het woord zijn, maar er komt niet veel zinnigs uit.
Wij kennen dat in een gezegde: ‘holle vaten klinken het hardst’. Men praat en
spreekt veel, maar het is inhoudsloos, leeg.

‘Dat is wel erg duidelijk ja. Vooral op televisie zie je dat verschijnsel.’

Door deze schrille tegenstelling begrijp je het eerste deel van vers 2 ook beter.
Men kan beschikken over kennis, maar die op een volledig verkeerde manier
gebruiken en allerlei praatjes rondstrooien die in feite nergens op slaan.
Merkwaardig genoeg zei men spottend over Paulus, dat hij een lege praatjes-
maker was. Men noemde hem een ‘roek’; zoals een roek zaadjes overal van
de grond pikt, zó beschouwde men Paulus als iemand die overal maar praat-
jes rondstrooit (Handelingen 17:18). De apostel was echter iemand die juist
past in de eerste regel van vers 2, hij maakte van zijn kennis goed gebruik!