Romeinen 5:1-5 spreekt van God, die in het lijden en
de verdrukking in ons leven werkt. De woorden van God
hebben zeggingskracht en leven. Luister naar wat hier-
uit naar voren kwam, hier.
Woord vandaag
‘De slang is listig he.’
Eva doorzag de listigheid van de slang niet. Deze slang was
niet listiger (doortrapter) dan al het andere leven op het
veld. De slang werd dat (Genesis 3:1, CV), doordat een
kwade geest over hem kwam. En de tegenwerker kon zo
het woord van God verdraaien en later ontkennen. Waardoor
een totaal verkeerd beeld van God werd opgeroepen.
‘En bracht de mens van het spoor af.’
Adam ging veel bewuster met zijn vrouw mee dan vaak
wordt gedacht. De zonde had gevolgen voor de mens.
Zo kwam –voor het oog van de mens- de noodzaak tot red-
ding naar voren. Het gevolg was tevoren aangekondigd
door God: het stervensproces zou leiden tot de uiteinde-
lijke dood.
‘Geen toegang meer tot de boom van het leven.’
Zodat de mens niet eonisch zou blijven leven. Na de
vele vele eeuwen degeneratie leeft de mens hooguit
110 jaar. Adam werd 930, en beschikte kennelijk over
een zeer grote vitaliteit. Maar hij kon niet blijven leven.
Daarin lag al de bedoeling van God, dat het kwaad niet
voor altijd zou een rol zou kunnen spelen!
Woord vandaag
‘Ook dat de mens zondigde, past in Gods plan.’
Dat kwam voor God niet als een verrassing, maar als een
noodzakelijke stap. God wist tevoren dat de mens zou zon-
digen. Zo had Hij Adam gemaakt, een mens van vlees en
bloed. In het woord Adam zit: lijken op. Daarin zit al beslo-
ten, dat de mens zou lijken op de Zoon.
‘Die onderschikt alles aan God.’
Ja, en Eva zondigde, doordat zij luisterde naar het lispelen
van de slang. De mens moest alle dieren onderschikken, dat
deed Adam. Hij gaf de namen aan de dieren, om ze zo te on-
derschikken. Daarom was het ook onlogisch, dat Eva naar
de slang luisterde in plaats van het onderschikkende werk
te doen. Had zij dat gedaan, dan was zij onderschikkend
geweest aan Gods ordening.
‘We gaan diep op deze gebeurtenis in.’
We kijken geestelijk naar diverse aspecten die in Genesis
naar voren komen. Eva zondigde, luisterde naar de woor-
den van de oude slang. Die was toen bezig met wat steeds
zijn hoofdactiviteit is: het verdraaien, betwijfelen, ontken-
nen van Gods woord. Om zo een totaal verkeerd beeld van
God op te roepen voor de schepselen, vooral de mens.
Woord vandaag
‘Goed om het begin te overdenken.’
God ondernam een groot werk, door de mens te scheppen.
Het doel was, dat de mens gevormd zou worden naar het
beeld van de Zoon van God. God was en is van a tot en met z
verantwoordelijk voor dit werk. Hij ondernam het en Hij zal
het ook afmaken. Hij laat niet los wat Zijn hand begon.
‘Er moest redding komen, toch?’
De mens zondigde door de zorg van Vader niet te achten.
De mens, die aan de dieren de namen had gegeven, over-
trad Gods aanwijzing, niet te eten van de boom van kennis.
De slang sprak, dat was de tegenstander (satan), die zo aan-
gemerkt wordt in Openbaring 20:2: de oude slang.
‘Dat was de reden dat redding moest komen.’
Ja, en de reden was daarvoor al ontstaan; God had de te-
genwerker geschapen. Die deed zijn werk en daarom moest
redding komen. God had echter het Lam tevoren gekend,
voordat hij de tegenwerker schiep en zonde in de wereld
kwam. Alles verliep exact volgens Gods voornemen.
Woord vandaag
‘Wat de Heer deed, was beslissend.’
Toen het eerste mensenpaar op aarde verscheen, was dat in
een eenvoudige vorm. Met betrekking tot de geestelijke prin-
cipes misten zij wijsheid. Zij waren als schepselen in de oude
wereld gezet. In een mooie omgeving: de hof van weelde (dat
betekent ‘Eden’ eigenlijk). Daarbuiten was het niet zo aardig
en vriendelijk als vaak wordt voorgesteld.
‘De mens moest bewaren?’
En liefst uitbouwen en zo het koninkrijk van God oprichten
op aarde. Adam gold dan als eerste regent, eerste koning.
Dat ging al snel mis, helemaal volgens Gods voornemen. De
mens was ten opzichte van geestelijke machten zoals de te-
genwerker, eigenlijk naïef. Wat dat betreft stond de mens
nog in de kinderschoenen.
‘Er moest geestelijke groei komen.’
De eerste mensen leefden wel, maar misten heilige geest.
Zij hadden wel de levensadem van God ontvangen, maar
ontvingen geen speciale toedeling van geest, de heilige.
Adam en Eva hadden wel een gesprek met God, maar niet
continu diep contact met Hem, zoals de verzegeling met
heilige geest en de inwoning van de geest van God dat al-
leen mogelijk maakt. Na het zondigen kon gezegd worden
dat de mens dood was in misdaden (Efeziërs 2:1-4).
Redding kon alleen van Gods kant komen, de mens was
zelf niet bij machte zich te redden!