17 november 2016
‘We mogen opzien naar boven.’
We zijn thuis bij God. De letter beth, de 2,
spreekt daarvan. Beth, in Hebreeuws huis.
Iemand als Jakob, die komende zaterdag
op de studiedag naar voren komt, verbleef
in Bethel. Dat is: huis van God.
‘We zullen over Jakob horen.’
Jakob was de zoon van Isaäk, de vader
die steeds putten ging graven. Jakob ver-
bleef eerst in Luz, dat betekent: afwijken.
Hij ging toen naar oom Laban, voor 20
jaar, dat was een omweg, een lus in zijn
leven. Maar hij kwam terug in Bethel.
God had beloofd.
‘Hij had wel eerstgeboorterecht.’
Hij was op de vlucht voor Esau. Maar
de ontmoeting kon uiteindelijk niet uit-
blijven. Hij was hij ben, zoon, dat be-
gint met de letter beth in Hebreeuws.
Dan heb je dus na de vader (Ab, be-
gint met de alef) de zoon (ben). En als
je voluit vader zegt, dat is Abba, Alef-
Beth-Beth-Alef. Aan het einde van dat
woord ben je weer bij de Alef, bij God
zelf, die Ene.
Net als Jakob.