‘De toegang die Israël heeft, is dat rechtstreeks zoals wij naar God?’
We lezen er in Openbaring 7:15 over. Daar staat dat Israël in het millennium
toegang in de tempel (van Ezechiël 40-48) heeft:
Daarom zijn zij voor de troon van God en zij vereren Hem dag en nacht in
zijn tempel; en Hij, die op de troon gezeten is, zal zijn tent over hen uitspreiden.
Dit betreft al diegenen die uit de grote verdrukking komen, zij worden in het
voorafgaande vers genoemd, het betreft uitsluitend Israëlieten.
Die zullen Hem dag en nacht vereren in Zijn tempel. De volkeren zullen dan
alleen via het priesterlijke koninkrijk Israël kunnen naderen tot Jahweh.
Er bestaat voor hen dan zeer zeker een afstand tot God.
‘Dat ligt bepaald anders bij de leden van het lichaam van Christus.’
Die hebben nu al een groot voorrecht; zij hebben rechtstreeks toegang tot
de Vader. Paulus betuigt dat meerdere keren in zijn brieven, die een uniek
evangelie verkondigen; niet alleen het evangelie van God, maar ook de on-
naspeurlijke rijkdom van Christus.
En in Zijn komen, verkondigt Hij als evangelie vrede aan jullie die veraf en
vrede aan hen die nabij waren, want door Hem hebben wij beiden in één geest
de toegang tot de Vader. Efeziërs 2:17,18
De gelovigen in het lichaam van Christus hebben rechtstreeks toegang tot de
Vader, in één geest. Dat is het ongelooflijke voorrecht dat wij hebben! Israël is
daar nog niet aan toe. Dit voorrecht geldt alleen voor de heiligen uit Israël die
deel uitmaken van het gezamenlijk-lichaam (Efeziërs 3:6).
Wat is dat toch geweldig he, rechtstreeks toegang tot de Vader; niet in het vlees,
we hebben geen tempel op aarde nodig, in één geest! Wat een genade!