‘Nu begrijp ik, dat Abrahams geloof er voor God allang was. Het was
voor Hem helemaal geen punt. Voor andere mensen bleek het uit de
dingen die hij deed.’
Het was nadat hij besneden was, en besnijdenis typeert de afsnijding
van het vlees. Het vermogen om de dingen te kunnen doen, kwam niet
voort uit Abraham zelf, maar was Gods werking in hem. Hij en Saraï
waren al diep gelovige mensen, dat bleek telkens weer. Toch was er
een fase waarin hun vlees nogal opspeelde en Ismaël verwekt werd.
‘Het bleken gewone mensen te zijn. Maar God ging verder met hen.’
Ja, en het laat ook zien, dat het met hun geloof (dat ze van God ont-
vingen) ‘goed was’. Terwijl ze de weg van het vlees gingen. Ook die
weg was nodig, opdat zij leerden inzien dat zij van God alles konden
verwachten en dat het ijverige werken van het vlees geen nut heeft.
‘Het leek net, of God wachtte, totdat alle kansen verspeeld waren om
nog nageslacht te kunnen krijgen.’
Dat gebeurt steeds. Als de situatie voor de mens uitzichtloos is, gaat God
dat doen wat Hij beloofde. Maar bij Abraham moet eerst besnijdenis als
teken van het einde van het vlees én als teken van het nieuwe begin, op-
standing en leven uitvoeren: Izaäk komt!
‘En later bij het offeren van Izaäk bleek dat opnieuw?’
Daar bedacht Abraham bij zichzelf (er staat niet dat hij het ook tegen zijn
eigen zoon zei), dat El-Sjaddai hem ook weer uit de doden kon opwekken.
Dat rotsvaste, diepe vertrouwen op God, had hij niet van zichzelf; het gaf
hem de kracht om zijn zoon op het hout te binden en het mes te heffen.
Toen was het genoeg, hij hoort twee keer zijn naam, waardoor twee keer in
Hebreeuws geroepen werd dat hij verheven vader van veel volken zou zijn.
Wat is een naam veelzeggend! Spreekt van vervulling van Gods beloften!