‘Als je Johannes 2:1-12 leest, kom je een bruid niet tegen. Zou je
wel verwachten. Het gaat om water in wijn.’

Zo is het, alle bruiloften in de vier evangeliën genoemd worden, kennen
een afwezige bruid. De bruid is vanzelfsprekend een gelovig Israël.
Toch schittert zij telkens door afwezigheid. Merkwaardig toch wel. Het zegt
iets -denk ik- over het feit, dat Israël niet als volk zich omkeerde op de predi-
king van het evangelie van het koninkrijk. De Koning liep rond in het land,
dat Zijn bezit is, maar men nam Hem niet aan.

‘Ja en zonder bruid  geen echte bruiloft!’

Het woord dat als bruiloft vertaald wordt, is eigenlijk ook ‘maaltijd’, en nu gaat
het in Johannes 2 wel om een bruiloft, maar er gebeurt toch iets merkwaardigs.
De wijn raakt op, en dat zegt iets over de vreugde die weg raakt. Het is de vrucht
van de wijnstok. Het gebruik van de Joden was, dat men allerlei reinigingsriten
kende, maar dat was vreugdeloos geworden!

‘De Heer is toch zelf de ware wijnstok?’

Omdat men Hem niet aanvaardde, kon er geen vreugde zijn; alleen dode werken
van de mens. Hij kwam en dat bracht wel weer de vreugde terug op dat feest en
toen werd het ook echt feest!