Woord vandaag

‘Wel duidelijk, denk ik, dat van gisteren over de bruid. De Schrift
spreekt toch wel heel duidelijk, als je de lijnen volgt.’

De Heer sprak met Nikodemus over het aardse (wedergeboorte e.d.), maar
kon dus beslist niet over het hemelse spreken:

Indien Ik jullie van het aardse gesproken heb, zonder dat jullie geloven,
hoe zullen jullie geloven, wanneer Ik jullie van het hemelse spreek?
Johannes 3:12

‘Eigenlijk opmerkelijk, hoe weinig de Heer kwijt kon aan nota bene de
leraar van Israël. Het ontbrak hem aan geestelijk inzicht.’

Israël was het volk, dat op aarde zegen was beloofd. Aardse zegeningen,
met ook geestelijke zegen, zoals de ontvangst van de geest van God onder
het nieuwe verbond, de sjaloom van de Messias in het koninkrijk en zo
voorts. Zij zullen daar zonen van de Allerhoogste, van Jahweh, zijn.

‘En het lichaam van Christus ontvangt juist wel geestelijke zegen, en dan
niet op aarde?’

Dat is wat Paulus schrijft in Efeziërs 1:3 :

Gezegend zij de God en Vader van onze Heer Jezus Christus, die ons
zegent met iedere geestelijke zegen te midden van de hemelingen, in Christus

We zien hieruit heel duidelijk, dat aan de heiligen en gelovigen in Christus
Jezus (Efeziërs 1:1) er uitsluitend geestelijke zegen gegeven is. Waar?
Te midden van de hemelingen. Dát is het gebied voor het lichaam van Christus.

Paulus gaf dat in 1 Corinthiërs 15:40 ook al aan:

Er zijn hemelse en aardse lichamen, maar de glans der hemelse is anders dan
die der aardse.

Ook hier gaat het om de tegenstelling tussen (op-)aards en (op-)hemels. Het ge-
weldige is, dat wij een (op-)hemels lichaam zullen ontvangen als de bazuin gaat!
Dan worden we aangepast aan het gebied waar we straks zullen zijn!
Wat een toekomst!

Woord vandaag

‘Paulus brengt duidelijkheid. Spreekt hij over de bruid?’

Nee. Nergens. Men wil het hem graag in de sandalen schuiven, maar
hij heeft het echt nooit over de bruid. De gemeente is nu eenmaal het
lichaam van Christus. Dat blijkt uit zijn brieven klip en klaar. Geen
twijfel mogelijk. En hoeveel teksten wil je hebben?

‘Ja, oke, het is duidelijk, maar men haalt vaak Efeziërs 5:22-33 erbij
en men stelt dan dat Paulus het daar wel bedoelt.’

Het woord ‘bruid’ is in dat gedeelte in de verste verte niet te bekennen.
Waar het wel over gaat, is de relatie tussen Christus en de gemeente.
Paulus heeft het dan over het huwelijksleven (en dan is er geen bruid
meer) van man en vrouw. Wat ik wel tegenkom, is het woord ‘lichaam’
in vers 23, 28,30. Dat drukt een véél nauwere verbondenheid uit dan
bruidegom en bruid! Christus ziet de gemeente als Zijn lichaam!

‘Als je dat gedeelte zo leest, kom je nooit zomaar tot de gedachte dat
de gemeente de bruid zou zijn. Als je de tekst volgt is het duidelijk.’

Daarbij wil men 2 Corinthiërs 11:2 ook nog weleens gebruiken als
bewijs. Maar ook daar gebruikt de apostel het woord ‘bruid’ niet. Het
gaat daar om een vergelijking, een stijlfiguur (zoals ‘lichaam’ en ‘bruid’
ook stijlfiguren zijn!), een beeldspraak. De uitdrukking ‘reine maagd’
wil de zuiverheid van de toewijding aan Christus Jezus van de
Corinthiërs (zie 2 Corinthiërs 11:3 : eenvoudige toewijding) uitdrukken.

‘Ja, en meer is er eigenlijk niet. Verder weet ik ook geen teksten bij Paulus
die men hanteert om te denken dat de gemeente de bruid zou zijn.’

Voor nog wat meer informatie kun je kijken bij de Woordstudies op
da-ath.nl. Daar staat iets over het ene lichaam.
God roept de gemeente, het lichaam van Christus, in genade en dat is
van meet af aan nooit de bruid, maar het lichaam van Christus:

Dit geheimenis is groot, doch ik spreek met het oog op Christus en
de gemeente
Efeziërs 5:32

Woord vandaag

‘Weet je waar veel verschil van mening over bestaat?

Over veel onderwerpen. Maar wat heb je in gedachten?

‘Wie is eigenlijk de bruid?’

Aan de hand van de Schrift is dat eigenlijk niet zo lastig als het
lijkt. Menselijke leringen en gedachten maken dat moeilijk.
Om met de deur in huis te vallen: het Israël dat in het nieuwe
verbond met Jahweh zal staan, is de bruid. Dat is dus echt Israël,
een gelovig en dus gehoorzaam volk. Dat zegt de profeet Hosea:

En Ik zal u Mij ondertrouwen voor de eon; ja, Ik zal u Mij onder-
trouwen in gerechtigheid en in gericht, en in goedertierenheid en
in barmhartigheden.

En Ik zal jullie Mij ondertrouwen in geloof; en jullie zullen Jahweh
kennen.
Hosea 2:19,20

In de NBG wordt het woord ‘bruid’ gebruikt, maar dat staat niet in
de tekst hier, hoewel het wel de strekking ervan is.

In Jesaja 49:14-19 staat, dat (zie tekstverband) Jahweh zijn volk niet
vergeten is, en dat Hij hen in zijn handpalmen gegrift heeft (vers 16).
In vers 19 staat vervolgens:

Zo waar Ik leef, luidt het woord van Jahweh, jullie zullen hen allen
aandoen als een sieraad, en hen ombinden, zoals een bruid.

Een duidelijke heenwijzing, dat Israël de bruid van Jahweh zal zijn.

‘Ja, duidelijk weer. In Johannes staat er toch ook iets over?’

Die de bruid heeft, is de bruidegom; maar de vriend van de bruidegom,
die erbij staat en naar hem luistert, verblijdt zich met blijdschap over
de stem van de bruidegom. Zo is dan deze mijn blijdschap vervuld.
Hij moet wassen, ik moet minder worden.
Johannes 3:29,30

Het is helder: de bruidegom = de Heer Jezus, de vriend van de bruidegom
= Johannes, de bruid = gelovig Israël. Hier is de gemeente nog lang niet in
beeld.

‘Bedankt ja, dit is opnieuw goed helder. Ik snap eigenlijk niet waar al die
verwarring vandaan komt. Of, toch wel: de slang?’

Dat is zo. Duivel (Grieks: diabolos) betekent door elkaar werper, de slang
gooit alles door elkaar en verwarring is het resultaat. Maar dankzij de
helderheid van de apostel Paulus kun je de lijnen uit elkaar houden!

Woord vandaag

‘Er is ook een verschil tussen de redding vanwege Israël en de red-
ding ondanks Israël. Leg eens uit.’

De redding vanwege Israël, zoals duidelijk te zien bij Cornelius, is
de redding in het evangelie van het koninkrijk. Dan komt evange-
lie alleen via Israël naar de andere volkeren. Petrus krijgt eerst een
visioen om hem te zeggen dat hij naar die heiden (proseliet) Corne-
lius gaat. Ook Cornelius ziet iets bijzonders: een man in blinkend
kleed staat voor hem en zegt hem dat hij Simon Petrus uit moet no-
digen.

‘Petrus was sleuteldrager en dé vertegenwoordiger van het volk om
naar die Cornelius te gaan.’

We zitten daarmee midden in het evangelie van de Besnijdenis.
Helemaal in de lijn van de opdracht die hij had, predikt hij vergeving
van zonden (Handelingen 10:43), nadat hij onder andere van de Heer
Jezus gezegd heeft, dat Hij Heer van allen is (vers 36).

‘Dat is wel weer een geweldige boodschap, dat Jezus Christus Heer van
allen is. Alleen, de meesten weten dat (nog) niet.’

Dat is dan ook het goede nieuws: eens zal elke tong dat van harte be-
lijden: Jezus Christus is Heer, tot eer van God, de Vader!

‘En de redding ondanks Israël?’

Dat drukt een geweldig verschil uit. Het is de redding in deze tijd, juist
dankzij het feit, dat Israël tijdelijk opzij gezet is. Van de andere kant be-
naderd is het juist ondanks Israëls weerspannigheid, dat de verzoening
van de wereld voor God al een feit is. God was in Christus de wereld met
zich verzoenende, door hun hun krenkingen niet aan te rekenen.

‘Dit is werkelijk weer een machtig evangelie!’

Je ziet, dat juist Israëls weerspannigheid de weg baande voor overstro-
mende genade die naar de natiën uitstroomt. Dan gaan we ook deze dag
in met genade in ons hart!

Woord vandaag

‘Men heeft in de praktijk het niet zo vaak over Paulus.
Vaak spreekt men uit de andere brieven, Handelingen en
de evangeliën.’

Dat is het gevolg van het feit, dat men van Paulus -en dus zijn
boodschap van genade- afgekeerd werd. Daarna werd de kerk
een groot instituut met allerlei leringen, die vaak ver verwijderd
waren en zijn van het evangelie, dat Paulus bracht.

‘Daardoor begrijpt men Paulus niet?’

Men kan in kerk en kring vaak niet accepteren, dat het alleen genade
is. Men zegt dan al snel: ‘Ja, maar je moet toch…’ en dan komt er een
voorwaarde. Of men zegt: ‘Ja, maar dat gaat zomaar zo niet!’ Met de
bijgedachte: ‘Dat is te makkelijk!’

‘Ja, soms hoor je de mensen dat denken. Men is grootgebracht -vaak- met
de idee er toch iets voor te moeten doen.’

Ook onder ware gelovigen hoor je opmerkingen als: ‘Ja dat is maar mooi
makkelijk. Alles genade? Dat kan niet!’ Zo redeneert men dan. Het bijzon-
dere van Paulus is, dat het bij hem genade alleen is. En waar een gelovige
arbeid verricht, is dat ook genade, want dat zegt Paulus erbij:

9 Want ik ben de geringste der apostelen, niet waard een apostel te heten,
omdat ik de gemeente Gods vervolgd heb. 10 Maar door de genade Gods
ben ik, wat ik ben, en zijn genade aan mij is niet vergeefs geweest, want ik
heb meer gearbeid dan zij allen, doch niet ik, maar de genade Gods, die met
mij is. 11 Daarom dan, ik of zij, zó prediken wij, en zó geloven jullie.


1 Corinthiërs 15:9-11