‘Geweldig, dat allen levendgemaakt zullen worden.’
Ja, de vader in het geloof, Abraham, geloofde de God, die de doden levend
maakt en roept wat niet is alsof het er al was (Romeinen 4:17). Niet alleen
gold dat toen Isaäk nog geboren moest worden, maar nog meer toen hij zijn
nog levende zoon op het hout bond om hem te gaan offeren. Dat was wat
uit zijn geloof voortkwam. Hij gaf God de eer, door in geloof zo ver te willen
gaan in opdracht van Jahweh. Hij geloofde de beloften die God gegeven had.
‘Wat een voorbeeld voor ons!’
Abraham geloofde in de God van de opstanding, dat God bij machte was
leven te geven uit de dood. Zo is 1 Corinthiërs 15 bezig, met die grote God
van de opstanding, opwekking en levendmaking van doden.
Ongelooflijk hoor, zo’n evangelie. Zonder dat heb je geen evangelie. En het
moet ook allen betreffen.
Nu hebben we twee Schriftplaatsen gezien, waarin het woord levendmaken
letterlijk gebruikt wordt, dat wil zeggen: het gaat om wérkelijk dode men-
sen leven te geven zodat zij buiten het bereik van de dood komen en blijven.
Figuurlijk wordt het in Romeinen 8:11 gebruikt. In 8:10 wordt al iets opmer-
kelijks gezegd, namelijk dat indien Christus in jullie is, is inderdaad het lichaam
dood vanwege de zonde, de geest echter is leven vanwege de gerechtigheid.
Hier wordt het woord levendmaken niet gebruikt, maar we zien wel de uitwer-
king van de levendmakende kracht van de Vader: de geest echter is leven van-
wege de gerechtigheid.
‘Maar het woord levendmaken wordt wel in Romeinen 8:11 gebruikt?’
Daar zien we de verdere uitwerking van die levendmakende geest van God in
de gelovige:
Indien echter de geest van Hem, die Jezus uit de doden opwekt in jullie woning
maakt, zal Hij die Christus Jezus uit de doden opwekt, ook jullie stervende li-
chamen levendmaken vanwege Zijn geest die in jullie inwoning maakt.
Deze levendmakende kracht wordt verbonden met Christus Jezus. Dat lijkt te
wijzen op een extra kracht, die uitgaat van God, door Christus Jezus. Deze
kracht blijkt nu –vandaag- extra energie op te leveren voor het lichaam, dat
anders niet in staat is te reageren op het woord van God. Door de levendma-
kende kracht die eerst in de geest van de gelovige werkt, kan de gelovige in
de dienst aan God functioneren en dat doen wat de geest wil!