‘Ja in 1 Corinthiërs 15 lezen we al over hemelse dingen.’
Als voorbereiding op Efeziërs, waarin alles duidelijk wordt. Met
de Efezebrief schijnt het volle licht. De redding en regering door
en van Christus betreft ook de hemelen. En dus degenen die
de hemelen bewonen. Ook zij hebben de verlossing in Zijn bloed
en verzoening nodig. Ook zij moeten geregeerd worden. Net als
de volkeren op aarde. Het lijkt erop, dat er ook hemelse volke-
ren zijn.
‘Israël zal op aarde, het gezamenlijk-lichaam zal boven regeren.’
Zo zien we de lijnen die God trekt in Zijn woord. Zo zien we, dat
het gezamenlijk-lichaam nooit een verlengstuk van Israël kan
zijn en evenmin uit Israël voortgekomen is. Hoewel de apostel
uit de stam Benjamin was, zegt dat niets over de oorsprong van
de gemeente, die het lichaam van Christus is. In Filippenzen 3
blijkt, dat hij dat als verwerkt, verbeurd achtte.
‘Ja, wat is dat nu duidelijk zeg, het past perfect.’
Nu verstaan we beter, waarom de apostel al wat in en naar het
vlees als winst gezien kon worden, verbeurd achtte. Voor hem
was de geestelijke kennis van Christus Jezus, zijn Heer, veel en
veel belangrijker. Ook hier zien we de intense nadruk op geest
en het geestelijke. Dit zou dan ook onze wandel kenmerken.
Geen gehechtheid aan en nadruk op het uiterlijke, het vleselijke,
het aardse, maar op geest, woord, wat boven is.