Woord vandaag

‘Het zag er weinig hoopvol uit in Abrams dagen.’

In de tijd van Noach kon nog gezegd worden, dat hij rechtvaardig
was omdat hij het woord van God hoorde en geloofde. In de dagen
van Terach en Abram echter, was er niemand meer waar dat van
gezegd 
kon worden, dat die en die rechtvaardig was. En verscheen
God aan 
Abram in Mesopotamië. Dat is de grote kracht van IEUE
boven die 
van de afgoden. Hij zei tegen Abram daar weg te gaan.

‘Zo gezien eigenlijk een wonder, dat Abram luisterde.’

Uiteindelijk, wanneer we heel diep kijken, blijft maar één conclusie
over: de geest van Alueim (God) werkte in Abram. De vrucht van die
geest is geloof (Galaten 5:22,23). Niet Abrams eigen inzicht, niet de
wijsheid van de afgoden, maar God zelf bewerkte in Abram dat hij
ging. Abram was gehoorzaam, ja, en dat is het werk van God in hem.
Zeg je het anders dan geef je de mens, en niet God, de eer.

‘Er werd al iets zichtbaar van de algenoegzaamheid van God?’

Dat wel, alleen heeft Abram dat niet zo ervaren. Hij ging, er was ge-
loof in zijn hart gewekt. Maar hij was voor een groot deel nog vlese-
lijk bezig. Hij ging naar het land dat God hem wijzen zou. Kennelijk
had de ontmoeting met IEUE zoveel indruk op hem gemaakt, dat
hij direct voldoende vertrouwen had in die belofte, zodat hij ging.
En hij reisde in eerste instantie met vader Terach mee. 

Woord vandaag

‘Abram kwam dus uit een puur heidense omgeving.’

Men had daar de maangodsdienst. Sin was de maangod en zijn vrouw
heette Ningal of Nina, waar de naam Nineve van afgeleid is. In die si-
tuatie kwam IEUE tot hem en riep hem. Al de andere mensen voldeden
helemaal –net als nu- aan de beschrijving van bijvoorbeeld Psalm 14:1-3:

de dwaas zegt in zijn hart: er is geen God; zij handelen verderfelijk,
bedrijven gruwelijke daden, er is niemand die goed doet
IEUE zag uit de hemel neer op de mensenkinderen,
om te zien of er iemand verstandig was, iemand die God zocht;
zij allen zijn afgedwaald, tezamen zijn zij verdorven;
er is niemand die goeddoet, zelfs niet één

‘Erg duidelijk, dit citeert de apostel in Romeinen.’

Het laat de zondigheid van de mens zien. Met als gevolg en logische
consequentie de vruchteloosheid en de ineffectiviteit van de inspan-
ningen van de mens. De mens doet wel veel, maar het leidt tot niets.
Dit was in Paulus’ dagen zo, in onze tijd, vandaag, is het niet anders.
En in de dagen van Abram was het precies hetzelfde. Het was niet
Abrams keuze, maar die van God zelf om hem op te zoeken.

‘Ja in Genesis 11 en 12 begint het allemaal.’

Hij kreeg de belofte van God, dat Hij Abram zou doen uitgroeien tot
een volk, een natie die groot zou worden. Abrams naam zou ook
toenemen en groter worden. Van Abram wordt in Genesis gezegd:

Abram geloofde God; en God rekende het hem toe als gerechtigheid.

Twee keer door Paulus en één keer door Jakobus aangehaald. Het
werd niet alleen over hem, maar ook over anderen geschreven. En
op een bijzondere manier geldt het ook ons en alle andere gelovigen.
Paulus noteert dat in Romeinen 4:16-25 en Galaten 3:5-9. 

Woord vandaag

‘Tsja, weer doorzicht gisteren. Mooi.’

Noach predikte gerechtigheid, maar de mens was zo ver gezonken,
dat er geen bekeringen uit voortkwamen. De mens volhardde in de
zonde. De mens was onvolkomen maar kreeg een nieuwe, frisse
start na de grote vloed in de dagen van Noach. God gaf hem de in-
structies die Hij ook aan Adam gaf (Genesis 1:28; 9:1). Maar zeer
snel werd duidelijk, dat de mens geen gehoor kon geven aan wat
God wilde. De laatste Adam zal werkelijk de schepping aan Zich
onderschikken. 

‘Men wilde de toren van Babel bouwen.’

Ja, en daarop verwarde God de spraak (desintegreerde de lip) en de
mens werd verstrooid. Daarna lezen we over Terach en Abram. De
mensheid was inmiddels weer afgezakt tot het niveau van vlak voor
de grote vloed. Zo werden Sodom en Gomorra verwoest en Lot en
zijn dochters werden eruit gered. Net als Noach had Lot geen beke-
ringen gebracht. Opnieuw verviel de mens tot afgoderij.

‘Dat gebeurt als God Zijn hand terugtrekt.’

Het gevolg zie je in de mensheid. Men vervalt tot de afgoden en dat
gold ook voor Terach, de vader van Abram (Jozua 24:2). We komen
hem tegen in Ur van de Chaldeeën waar de god van de maan, Sin, 
vereerd werd. Ur was destijds een grote handelsstad die er rijk van
geworden was. Maar ook een puur heidense stad met veel goden en
godinnen. Zo zien we de achtergrond van Abrams vroege leven en op-
voeding. Ur was een stad van weelde en voorspoed, en dus ook van
valse 
aanbidding. Dat laatste gaat vrijwel altijd gepaard met weelde.

Wapenrusting: gebed

Op 9 augustus 2015 werd door Thijs Amersfoort in de
dienst in de Aker gesproken over het gebed bij de wapen-
rusting van God uit Efeziers 6:10-20.
De opname in audio is
hier te beluisteren en u kunt
de presentatie in PDF
 hier downloaden om mee te kijken.
U kunt de dienst ook bekijken op het kerkplein: klik hier.
Let op: op kerkplein begint de dienst na 18 minuten, u
kunt zelf de balk onderin beeld doorschuiven. 

Woord vandaag

‘Ja die Noach was een rechtvaardige.’

Volgens Petrus was hij een heraut van gerechtigheid (2 Petrus 2:5),
dat was omdat hij geloofde wat God zei (Hebreeën 11:7). Hij handel-
de naar dat wat hij van IEUE gehoord had. Hij bouwde de ark en zo
redde hij zijn gezin, of beter gezegd: zo redde IEUE de laatste 8 die
nog naar Hem wilden luisteren. Wat daaruit volgt is dat de rest van
de mensheid de eigen weg had ingeslagen.

‘Men was ook vervallen tot afgoderij.’

Wat we zien, is dat de mens, zonder de levendmakende kracht van
de geest van God, snel uitermate zondig wordt. Dat is het gevolg van
de alleenheerschappij van het vlees. De gezindheid van het vlees is
vijandschap tegen God (Romeinen 8:7,8) en het kan zich niet onder-
schikken aan de wet van God. Het goede maakt geen woning in de
mens. De mens neigt tot het slechte, want de dood heerst. 

‘De mensheid die toen was, werd bijna weggevaagd.’

Dat moest toen gebeuren. Via Noach en zijn gezin begon Hij op-
nieuw met de mens. Dat is niet om de mens een tweede kans te
geven, maar omdat God de mens nog steeds nodig had opdat Zijn
Zoon zou komen om leven aan de schepping te geven
. Dit was het

gevolg van de intrede van de dood en de zonde in de eerste eon,
zo hebben we gezien.