‘Tsja, weer doorzicht gisteren. Mooi.’

Noach predikte gerechtigheid, maar de mens was zo ver gezonken,
dat er geen bekeringen uit voortkwamen. De mens volhardde in de
zonde. De mens was onvolkomen maar kreeg een nieuwe, frisse
start na de grote vloed in de dagen van Noach. God gaf hem de in-
structies die Hij ook aan Adam gaf (Genesis 1:28; 9:1). Maar zeer
snel werd duidelijk, dat de mens geen gehoor kon geven aan wat
God wilde. De laatste Adam zal werkelijk de schepping aan Zich
onderschikken. 

‘Men wilde de toren van Babel bouwen.’

Ja, en daarop verwarde God de spraak (desintegreerde de lip) en de
mens werd verstrooid. Daarna lezen we over Terach en Abram. De
mensheid was inmiddels weer afgezakt tot het niveau van vlak voor
de grote vloed. Zo werden Sodom en Gomorra verwoest en Lot en
zijn dochters werden eruit gered. Net als Noach had Lot geen beke-
ringen gebracht. Opnieuw verviel de mens tot afgoderij.

‘Dat gebeurt als God Zijn hand terugtrekt.’

Het gevolg zie je in de mensheid. Men vervalt tot de afgoden en dat
gold ook voor Terach, de vader van Abram (Jozua 24:2). We komen
hem tegen in Ur van de Chaldeeën waar de god van de maan, Sin, 
vereerd werd. Ur was destijds een grote handelsstad die er rijk van
geworden was. Maar ook een puur heidense stad met veel goden en
godinnen. Zo zien we de achtergrond van Abrams vroege leven en op-
voeding. Ur was een stad van weelde en voorspoed, en dus ook van
valse 
aanbidding. Dat laatste gaat vrijwel altijd gepaard met weelde.