‘Die vijandschap in Zijn vlees, wat was dat eigenlijk?’
Dat was de besnijdenis die Hij op de achtste dag had ondergaan.
De besnijdenis van Jezus maakte Hem definitief lid van het Joodse
volk. Dat bracht de verplichting mee voor Hem, dat Hij de gehele
Thora moest naleven. Volgens het Judaïsme van Zijn dagen zat
daar nog veel meer aan vast. Een heleboel extra verbodjes, gebod-
jes etcetera.
‘Maar wat veroorzaakte dan de vijandschap waar Paulus over schrijft?
De besnijdenis was voor de Joden een embleem van voorrecht gewor-
den. Zij beroemden zich daarop en voelden zich onder andere daar-
door ver verheven boven de gojim. Zij hadden immers de Thora en
waren door Jahweh gesteld tot licht voor de gojim, die in duisternis
waren, zonder het licht van de Thora.
‘Bovendien waren zij het uitverkoren volk!’
Precies. Zij voelden zich beter dan de heidenen. En dat leidde tot
uitsluiting van de heidenen van de voorhof van de Joden, onder
andere. De vijandschap zat dus in de vleselijke afstamming. In dit
gedeelte zit een enorme overgang, namelijk die van vlees naar
geest, zie Efeziërs 2 vers 11 en vers 22!