Woord vandaag

‘Zo, dat was een inkijk in het menselijk hart gisteren. Het evangelie van
Christus Jezus snijdt diep.’

Het maakt een definitief einde aan de oude mens, en dat is een blijde bood-
schap. Als je daarvan verlost bent, en je rekent ermee, dan wil je elkaar
niet langer naar het vlees kennen. Dat geldt zelfs als het om Christus Jezus
gaat. In 2 Corinthiërs 5:14-17 staat dat. Als wij al Christus naar het vlees ge-
kend hebben (hoe Hij was en wandelde op aarde), dan nu niet langer, om-
dat de nieuwe schepping onthuld is. Toen Hij uit de dood opgewekt werd,
was daar de Eersteling van de nieuwe schepping en de nieuwe mensheid.

‘Dit zijn de diepere waarheden, die Hij bekendmaakt in de brievenserie
Romeinen-Filemon.’

We zijn bevoorrecht als wij daar ons in kunnen verheugen. Gevolg is, dat
wij inderdaad onze menselijke trots inleveren bij het kruis. Want daar werd
de trots van de mens aan genageld. Het vlees van de mens werd medege-
kruisigd met Christus. In Romeinen 6 heet dat: de oude mens. Er komt een
proces op gang in elke gelovige, dat het oude wordt afgebroken en dat de
nieuwe mens zichtbaar wordt. In het hart van de nieuwe mens zal geen
plek
 meer zijn voor trots. De eigenwijsheid maakt plaats voor Zijn wijsheid.

‘Diepgaande woorden, die we zo in het evangelie van Christus Jezus tegen-
komen. Goed hoor, het wordt duidelijk.’

Uiteindelijk blijft er niets van je oude mens over. Die wordt dan ook gezien
als meegekruisigd en meegestorven en meebegraven met Hem. Dood.
Zand erover. Dan komt de nieuwe naar voren, die geschapen wordt in ge-
rechtigheid en goedgunstigheid van de waarheid. We zijn ons diep bewust,
dat God het is, die het willen en het werken in ons werkt, naar Zijn behagen.
Dat is goed. Hij zet de vrucht in ons leven, die wij nooit door eigen inspan-
ningen kunnen laten groeien. 

Woord vandaag

‘We lezen over de gezindheid van Christus Jezus. Dat is en blijft iets om je naar
te richten.’

Als het gaat om de Schriften en de verdediging van het evangelie van Christus
Jezus, dan is Paulus als een leeuw. Hij wijkt geen millimeter. Dat lees je in de
Galatenbrief in elk vers terug. Het is een verademing, te lezen hoezeer hij op-
kwam voor de genade als hét enige principe dat redt en kracht geeft voor je
wandel elke dag. Gods genade is iets, dat je om niet ontvangt en waar je niets
voor hoeft te doen. God geeft genade, omdat Hij liefde is. Hij veroordeelt ons
niet, als we tekortschieten, is Zijn genade groter. Dat besef leidt tot dankbaar-
heid en het vermogen om Hem welgevallig te zijn.

‘Wat is eigenlijk in de menselijke aard het grote tegendeel van ootmoedig-
heid?’

Menselijke trots. Dat wil zeggen: de mens meent iets tot stand te hebben
gebracht, door eigen kracht en roemt daarin. Misschien niet met woorden,
maar wel in het hart. Deze menselijke trots in het hart van de mens, is voor
God krenkend. Waarom? Omdat God daarmee niet de eer krijgt. Zo’n mens
-al dan niet gelovig- roemt zich in het hart op eigen kunnen, of inzicht, of
wat daar verder op lijkt. Dat is de binnenkant.

‘En hoe merk je dat dan aan de buitenkant?’

Eigenwijs zijn. Niet willen buigen voor wat de Schriften zeggen. Volharden,
heel hardnekkig, in het eigen standpunt of de eigen mening. Soms wel en
soms niet tegen beter weten in. De innerlijke trots komt zo, op die manier,
naar buiten. Vandaar dat Christus Jezus in Romeinen 12:16 zegt, dat de ge-
vigen niet bezonnen bij zichzelf zouden zijn. Dit geldt in het bijzonder waar
verschillen van inzicht zijn. Dan zouden gelovigen ootmoedigheid tonen
door te buigen voor de Schrift, dat als eerste en die ootmoedigheid uitleven
naar Hem en elkaar toe. 

 

Woord vandaag

‘We zijn bezig met een mooi praktisch begrip, ootmoedigheid, dat spreekt
mij wel aan.’

Het is de belangrijkste eigenschap van de Heer, als we in Filippenzen kijken.
Hij (ont)ledigde zichzelf en Hij verootmoedigde zichzelf. Het eerste was toen
Hij de enorme heerlijkheid aflegde, die Hij bij de Vader had, voordat de wereld
was (Johannes 17:5). Deze heerlijkheid was zó groot, dat Jesaja uitriep dat hij
een man van onreine lippen was (Jesaja 6). Het moet iets heel bijzonders voor
Christus geweest zijn, toen Hij heel bewust zichzelf ontledigde en mens werd.

‘Vader had dat zo bepaald, in Zijn grote plan van eonen?’

Jawel, en het brengt je onder de indruk van zoveel ootmoedigheid. Eerste fase
was de ontlediging van de vorm van God; Hij was aan God gelijk en dat achtte
Hij geen roof. Niettemin maakte Hij zichzelf daarvan leeg. Hij werd mens, gebo-
ren uit de maagd Maria en als vader was daar –naar de wet gerekend- Jozef.
Maar Zijn Vader was God, de Vader. In plaats van de vorm van God werd Hij
nu de vorm van een slaaf. Hij is in de gelijkenis van de mens geworden en in
de gedaante van een mens bevonden. In zo, als mens, verootmoedigde Hij zich-
zelf tot en met de dood van het kruis.

‘Ja, dat ging heel erg diep. Het kruis!’

Het maakt een einde aan alle menselijke trots. De Zoon, Christus Jezus, had
geen trots, Hij diende in ootmoedigheid. Dat nam niet weg, dat als Hij op aarde
botste met ongeloof (de Joodse leiders), Hij erg fel reageerde met ‘er staat ge-
schreven’. Hij toonde vlijmscherp aan, dat de Joden meer naar hun eigen tradi-
ties leefden en luisterden dan naar het woord van God. Zij hadden de wet wel,
en zij beroemden zich erop. Maar Hij prikte door hun zelfgenoegzaamheid heen
en wees ze op hun inconsequente houding. Zij hielden de mensen wel voor wat
zij allemaal moesten, maar deden zelf de wet niet.
De Heer sprak in ootmoed striemende woorden over de blinde leiders van het
volk. Hij zag hun ongeloof en kwam als een leeuw op voor de Schriften, het
woord van Zijn Vader! 

De doop

In ‘Verdiepende Studies’ zijn de 5 studies over
de doop weer beschikbaar in PDF. U kunt ze weer down-

loaden en lezen. 

Woord vandaag

‘Paulus wandelde in de gezindheid van Christus Jezus. Dat betekende dat
hij zich altijd schikte naar de omstandigheden?’

Ja en nee. Ja als het ging om zijn persoonlijke levensomstandigheden en
het omgaan met anderen. Hij zette niet zijn eigen wil door, maar had ont-
dekt dat God het is, die zowel het willen als het werken in hem werkte.
Zijn ootmoedigheid hield onder andere in, dat hij alle eer aan God gaf. Er
was geen roemen op vlees meer aanwezig. Al wat hij bereikte als vrome
farizeeër onder de wet achtte hij als verwerkt (Filippenzen 3:3-8).
Dat was onder andere een uiting van ootmoedigheid.

‘En waaruit bleek dat nog meer?’

Uit het feit, dat hij te midden van gelovigen zich niet als heerser, maar
dienend opstelde. Waar hij sprak en kon spreken, greep hij de kans met
beide handen aan en als men luisterde, ging hij lang door. Hij beroemde
zich nergens op. Als hij sprak over zijn enorme dienst, dan schreef hij dat
toe aan de kracht en de genade die God hem gaf. Als hij al over zichzelf
sprak was dat nooit om zichzelf de eer te geven, maar God.
En hij sprak in zijn spreken meestal niet over zichzelf, maar over Hem,
Christus Jezus, van Wie hij het evangelie van genade bracht. Zoals hij ook
aan de Corinthiërs schreef:

Want wij prediken niet onszelf, maar Christus Jezus als Heer, en onszelf
als jullie dienaren om Jezus’ wil
                                  (2 Corinthiërs 4:5)

‘Duidelijk genoeg. Maar je zei in het begin ook ‘nee’, hoe zit dat?’

Hij schikte zich naar de omstandigheden, of hij nu veel had om van te le-
ven, of weinig, hij aanvaardde het uit de hand van God, dat was genoeg.
God zorgde ervoor, dat hij voldoende had. Daarin was de apostel ook
ootmoedig, niet opstandig.
Ging het echter om het evangelie zelf en de inhoud, dan werd heel duide-
lijk dat hij tot verdediging van dat evangelie gesteld was. Dat blijkt zeer
duidelijk als hij tegenstanders en valse broeders ontmoet. Dan wijkt hij
geen uur door onderschikking! Hij schikte zich uitdrukkelijk niet onder
hen die een valse leer brachten, een mengeling van twee. Dan bleek geen
compromis mogelijk. De Schrift is duidelijk, de boodschap van genade
die hij bracht (‘mijn evangelie’), daar week hij geen millimeter in.
Dat kon
 niet en dat kan niet!