Opmerkelijk

‘In Genesis 17:15 zien we dat God Saraï’s naam wijzigt in Sarah. Hij belooft
aan haar een zoon. Abraham lacht terwijl hij op zijn gezicht valt en in zijn hart
zegt dat aan een 100-jarige een zoon geboren geboren zal worden en een
90-jarige baren zal? Hij was wat onzeker en zegt:  O dat Ismaël voor Uw aan-
gezicht zal leven!’ God bevestigt daarna opnieuw Zijn belofte en verandert
Saraï’s naam. Het is de letter hee, de 5e letter in het Hebreeuwse alfabet die
al eerder aan de naam van Abram werd toegevoegd. Het getal 5 is dat van de
genade. Totaal 5 keer belooft God dat Sarah een zoon zal hebben, 3 keer aan
Abraham alleen en 2 keer aan allebei tegelijk. Zowel Abaraham als Sarah
moeten er om lachen, maar God zegt:

‘Zou voor Jahweh Elohim iets te wonderlijk zijn?’

God veranderde de lach in ongeloof in die van vreugde over de geboorte van
Izaäk (hij die doet lachen).

Maar voordat dit kon gebeuren, moest Abraham God als de Algenoegzame
aanvaarden, Degene die alles tot stand kan brengen zonder hulp van buitenaf.’


Uit: ‘The All-sufficiency of God’ – J.H. Essex, UR LXIV, blz. 66,67

Opmerkelijk

‘Nadat Jahweh zich had bekendgemaakt als de Algenoegzame, droeg
Hij Abram op zich te besnijden als teken van het gesloten verbond.
Maar hoe kon deze specifieke rite een bevestiging van een verbond zijn?

Slechts op één manier; dat is: het betekende dat het vlees niets tot
stand kon brengen. Het weggooien van een klein stukje vlees was een
symbool van het feit, dat het vlees waardeloos is om ook maar iets te
brengen dat God wenst. Het vlees kon alleen een Ismaël voortbrengen,
een zoon, die onvermijdelijk ondergeschikt zou zijn aan de slavernij
van het vlees; hij was de zoon van een slavin.
Maar God kon een Izaäk voortbrengen, een zoon die in het geheel on-
gebonden was, een zoon van een vrije vrouw.
Dit is een allegorie, zoals Paulus in Galaten 4 opmerkt. Het is waar,
dat het menselijke vlees alleen dat kan voortbrengen wat onder-
geschikt is aan de gebondenheid van de zonde, want zonde zit
ingebakken in het vlees.
Alleen God, die door het vlees heen werkt, kan dat produceren wat vrij
is van al dit soort gebondenheid en dat daarom Hem welgevallig is.
Dit principe geldt vandaag nog net zo als in Abrahams dagen.

Uit: ‘The All-sufficiency of God’ – J.H. Essex, UR LXIV, blz.66

Opmerkelijk

‘Toen Abram negenennegentig jaar oud was, verscheen Jahweh aan Abram
en zei tegen hem: Ik ben God, de Algenoegzame (El Sjaddai)!
Wandel voor Mijn aangezicht en wees oprecht.’ (Genesis 17:1)

Wat betekent dit? Wat is de reden? De volgende verzen geven het antwoord.
God neemt het nu over en laat Abram zien, dat Hij in zichzelf algenoegzaam
is om Zijn beloften waar te maken, hoe onmogelijk dat in ogen van mensen
ook kan lijken. Zeven keer zegt God tegen Abram wat Hij doet of zal doen.
Al wat Abram hoeft te ‘doen’ is geloven – niets anders.
De algenoegzame God zal hem buitengewoon vruchtbaar maken. In verband
hiermee wordt zijn naam Abraham, ‘want’ (zegt God) ‘
Ik zal u vader van een
menigte van volken maken.’

Uit: ‘The All-sufficiency of God’ – J.H. Essex, UR LXIV, blz. 65

Opmerkelijk

Abram was 75 toen hij met Saraï en Lot uit Haran trok. Maar het
was niet makkelijk voor hem.
Ten eerste waren de Kanaänieten in het land (Genesis 12:6).
Ook kwam er hongersnood en Abram trok naar Egypte met Saraï,
terwijl Hij op God had moeten vertrouwen, maar God had zich nog
niet aan hem geopenbaard als de Algenoegzame, en Abram steunde
op zijn eigen inzicht. Uit Egypte kwam Hagar mee, die later Ismaël
zou voortbrengen, daarmee werd zij moeder van alle Arabieren. De
gevolgen zien wij vandaag: enorme strijd tussen Ismaël en Izaäk!
Ten derde was er een probleem in familiekring, wat leidde tot ruzie
tussen de herders, die van Lot en die van Abram.
Ten vierde was er twijfel bij hem zelf of God de belofte kon waarma-
ken, of niet. Vroeg Hij inspanning van Abram, zoals het populaire
gezegde luidt: ‘God helpt degenen, die zichzelf helpen’?
Ook Saraï twijfelde en zij gaf Hagar aan Abram tot vrouw. Als gevolg
van deze onjuiste actie om God te assisteren, werd Ismaël geboren, en
het was ongetwijfeld zo, dat voor de volgende 13 jaar Ismaël opgroei-
de als zoon en erfgenaam van Abram, in Abrams gedachten.
Toen Abram 99 jaar was geworden, verscheen Jahweh aan hem
en openbaarde zich als de Algenoegzame God:

Toen Abram negenennegentig jaar oud was, verscheen JAHWEH aan
Abram en zei tegen hem: Ik ben God, de Algenoegzame (El Sjaddai)
Wandel voor Mijn aangezicht en wees oprecht”. (Genesis 17:1)

Uit: ‘The All-sufficiency of God’ – J.H. Essex , UR LXIV, blz.63-65

Opmerkelijk

‘Wij denken, dat toen Abram geroepen werd, niemand rechtvaardig was.
Zelfs Abram niet. Hij was als de rest. Maar God verscheen hem in Ur van
de Chaldeeën en zei hem zijn thuis te  verlaten en op weg te gaan naar
het land dat God hem zou tonen. En Abram, een afgodendienaar, ge-
hoorzaamde de stem van de enig ware God. Zó superieur is de kracht van
God boven die van de afgoden, die door Abram en zijn familie aanbeden
werden. Dus wilde Abram van toen af alleen de God aanbidden, die neer-
daalde en het zich uitkoos de God van Abraham genoemd te worden.’

Uit: ‘The All-sufficiency of God’ – J.H. Essex, UR LXIV, blz.63