Woord vandaag

‘Wij zijn dus gezet te midden van de hemelingen, in Christus Jezus. Maar
wat is onze plaats daar?’

Gezamenlijk met Christus Jezus, boven allen die van de hemelen zijn, zegt
Efeziërs 4:10. Hij is daar, naar die plaats opgestegen, om het al compleet te
maken. En wij dus met Hem, als Zijn complement! De hoogste plaats in de
hemelse regionen! Ons domein behoort de hemelen toe. Wij zijn in en met
Hem overgezet op een hemels lotdeel. Het is ongelooflijk, wij met Hem
daar,  om te regeren. Om Zijn overmaat van genade voor ons te tonen.

‘Het is niet te bevatten. Geen wonder dat Paulus bidt, een gebed gericht
op uitermate grote sterkte om Efeziërs te verstaan.’

Dat is nodig, ja. Ook is kracht nodig om deze boodschap vast te houden.
Leren kennen, ermee leren omgaan, mee leren leven, en zelfs eruit leven.
Zo gericht zijn op de hemelse toekomst. We hebben geen toekomst op
aarde, we richten ons op onze hemelse bediening. Die zullen wij ingaan
direct ná de bazuin van God en ná de bema. Als we daar gereedgemaakt
zijn, zullen wij met Hem de hemelse machten en krachten tot onderschik-
king brengen, door verzoening.

‘Het is een grote waarheid, die maar zelden wordt gepredikt.’

Ja, men gelooft vaag dat men ‘naar de hemel zal gaan’ op enig moment
na het sterven. Maar als we de brieven van Paulus volgen, zal ons duide-
lijk worden hoe het zit. De waarheid die hij mocht brengen, gaat boven
al het andere uit. Wat een heerlijkheid! Waarom zijn er maar zo weinig
mensen die dit zien? Omdat de waarheid niet geliefd is. Er zijn kennelijk
weinigen (relatief gezien), die de waarheid willen en liefde hebben voor
de waarheid. De uitermate diepe liefde die de basis ervan is, wordt om
die reden slechts door weinigen beseft. Laten wij dan steeds dieper door-
drongen worden van die onuitputtelijke liefde van Vader!  

Woord vandaag

‘Wat een heerlijkheid. Dat is zo bijzonder, dat wij zo’n hoge roeping hebben.’

En als laatste aspect van het Efeze-geheimenis is, de hoogte. Als we naden-
ken over de hoogste plaats op aarde, dan komen we bijbels gezien bij het
volk Israël uit. Als wij dan een aan hen ondergeschikte plaats op aarde zou-
den ontvangen, maar boven de natiën, dan zou dat al boven denken zijn.
Maar als we op gelijke voet met hen komen, dan is dat ongehoord. Want
wij zijn uit de natiën, zonder enige belofte.

‘Ja, zo bekeken, wij hadden geen enkele aanspraak op zegen van God.’

Nee. En in het evangelie dat Paulus bracht wordt in Romeinen bekendge-
maakt, dat het is : eerst de Jood en ook de Griek. Maar wel zegen voor de
gelovige uit de natiën. Dat is dan ook buiten de Thora om (Romeinen 3:21).
Zo konden de natiën wel zegen ontvangen. In Romeinen ontvangt de ge-
lovige ongekende zegen, zoals onder de Thora door werken nooit te berei-
ken was.

‘Ja, Romeinen spreekt van genade die overstroomt.’

Zeker. Maar nog steeds heel de tijd onder Israël. Nu in Efeziërs is alles
anders. In deze brief blijkt, dat de gelovigen uit de natiën horen bij het
lichaam van Christus. Hoewel dat in 1 Corinthiërs en Romeinen al bekend-
gemaakt was. In Efeziërs wordt het een gezamenlijk-lichaam, waarin ge-
lovigen uit Israël die Paulus volgden en gelovigen uit de natiën op gelijk
niveau de aarde verlaten hebben. Zij blijken een hemelse positie te heb-
ben te midden van de hemelse machten en krachten! En die plaats is
veel hoger dan die van Israël op aarde!   

Woord vandaag

‘Wat een heerlijke toekomst. We zullen straks dat heerlijkheidslichaam ont-
vangen, toch?’

Zelfs een heerlijkheidslichaam dat gelijkvormig is aan dat van Christus Jezus.
Dan zullen wij helemaal, als voltallig lichaam van Christus, tot lofprijs van Zijn
heerlijkheid zijn. Vader roept ons in overstromende genade, en wij zijn nu al,
ook voor de hemelse machten, tot lofprijs van de heerlijkheid van Zijn genade.
Bij de intense verandering van ons lichaam, zoals 1 Corinthiërs 15 spreekt, zul-
len wij dezelfde heerlijkheid (onsterfelijkheid!) ontvangen als die Hij nu heeft.

‘Paulus was drie dagen blind toen hem dat felle licht en heerlijkheid van Hem
hem overviel.’

De heerlijkheid van het letterlijke licht van Hem is een type van het enorme
geestelijke licht, dat in het evangelie van de gelukkige God (1 Timotheüs 1:11)
naar voren komt. Nadat Paulus’ ogen Zijn licht zagen en hij er blind van was
(het licht was te sterk), werden later de ogen van zijn hart verlicht. Het evan-
gelie van de heerlijkheid van Christus, die het Beeld van God is, scheen in zijn
hart. Dat veranderde alles.

‘Zo is het ook bij ons. Heerlijk, en wat een uitzicht geeft dat!’

Toen het geestelijk alles duister leek, kon hij deze Efezebrief schrijven en
daarmee werd de heerlijkheid van de nieuwe schepping en de plaats van
het lichaam van Christus bekend. En het beheer van het geheimenis, waar-
in de gelovigen al een toonbeeld van Zijn wijsheid, genade en heerlijkheid
zijn voor de hemelse machten en krachten! Dat is onder meer de diepte, die
in het Efeze-geheimenis zit!

Woord vandaag

‘We hebben een enorme brief hoor, met Efeziërs in de hand!’

Ja dat kun je wel zeggen. We zijn er enorm door geboeid en elke dag
komen we een stukje verder in de grote waarheid die door deze brief
naar ons toe komt. We hebben het is de top van wat God te onthullen
heeft. Heel de Schrift is onderbouwing voor Efeziërs. Daarom is de tekst
van deze brief zo geladen. En de moeite waard die van alle kanten te
bekijken.

‘Nou ik ben er erg blij mee en dankbaar voor.’

Paulus onthult echter in zijn brief geweldige geestelijke waarheden
over de nieuwe schepping. Hij had daar al over gesproken in 2 Corinthiërs
5. Wij zijn in Christus een nieuwe schepping, de oude is voorbij, de
nieuwe is gekomen! Ongelooflijke heerlijkheid. En in die nieuwe schep-
ping is het lichaam van Christus de eerste. Wij zijn als nieuwe schepping-
en, geschapen in Christus Jezus voor goede werken, die God tevoren ge-
reedgemaakt heeft.

‘Juist in die donkere dagen, toen alles verloren leek: Efeziërs.’

De brief geeft antwoord op vragen als: ‘hoe zit het nu met de verhouding
tussen Israël en het lichaam van Christus? Hebben ze dan allebei een be-
diening op aarde? En als dat zo is, komt de gemeente dan in de plaats van
Israël nu zij hun Messias Jezus en het getuigenis van de heilige geest ver-
worpen hebben? Op al deze en nog meer vragen geeft Efeziërs een sluitend
antwoord. God blijkt een nieuwe, geestelijke ‘sfeer’ te hebben geschapen.
Boven, te midden van de hemelingen, blijkt de gemeente de plaats te heb-
ben. Het is ongelooflijk, de heerlijkheid die wacht!  

Woord vandaag

‘Wat stelt dan de diepte voor van het Efeze-geheimenis?’

Dit enorme geheimenis bergt niet alleen de breedste breedte in zich, maar
strekt zich ook uit over de eonen. Ook gaat het heel diep, zó diep dat het
de diepst gevallen zondaar bereikt. Hoe een mens ook weggezakt kan zijn
in de zonde en daardoor in diepe ellende is, Gods genade gaat nog dieper.
De laagste zondaar kan tot geloof komen, God roept en dan is er geen hou-
den meer aan, dan moet de geroepene komen.

‘Een uit de heidenen is in principe veel dieper gezakt dan de Israëliet.’

Israël stond boven de volkeren op grond van hun uitkiezing door God.  
Daardoor hadden zij beloften en voorrechten boven de andere volken.
De heidenen waren lager; ver van God af, in de zonde weggezakt; onwe-
tend en vervreemd, alleen de dood verdienend. Maar de genade van God
reikt dieper dan de diepste vernedering door zwakheid en zonde!

‘Ja geweldig, dat is de heerlijkheid van God.’

Toen Paulus dit schreef, was de tijd erg donker en somber. Toen de apos-
tel de laatste keer in Jeruzalem was, werd hij verworpen. Men had onte-
rechte verdachtmakingen. Daardoor was men woedend. Hij kon maar
net ontzet worden door Romeinse soldaten. Ze moesten hem en vooral
zijn boodschap niet. Hij zat in de gevangenis in Rome. De Joden hadden
hun Messias Jezus verworpen. Zij gunden de natiën niet echt een plaats.
Elk zegenkanaal zat verstopt. Alles leek rijp voor gericht van God. Maar
Paulus schrijft in zijn gevangenschap!