Woord vandaag

‘Nou ik ben benieuwd hoor, wat er aan de hand is met die nieuwe
tongen en wat dat betekent.’

In het begin gingen Adam en Eva anders met de dieren om dan wij
vandaag de dag. Alle dieren werden voor Adam gebracht en hij
benoemde ze (Genesis 2:20). Toen de slang tegen de vrouw sprak,
verraste dat haar niet. Je kunt hieruit opmaken, dat de dieren ken-
nelijk op een of andere manier met de mens konden communiceren.

‘Dus kun je zeggen, dat die nieuwe tongen mogelijk te maken heeft
met de dieren?’

Uit Jesaja 11:6-9 en Romeinen 8:19-22 blijkt, dat de schepping profijt
gaat hebben van de grote ommekeer, die door de opstanding van
Christus teweeggebracht werd. Het afnemende verderf zal ook de
dierenwereld aangaan.

‘Dat wordt zo wel duidelijker ja, en de demonen dan? Er wordt toch iets
gezegd over het uitdrijven van demonen?’

Demonen willen graag in een menselijk lichaam wonen. Zij willen dat
dan gebruiken om de leden ervan hun wil te laten doen.
We lezen dat ze bij gelegenheid ook in een dier kunnen wonen (Lucas 8:32).
De schepping zal nooit echt goed kunnen zijn voordat de vrijheid aan
de demonen ontnomen is. Dat zal gebeuren als het grote Babylon ver-
nietigd wordt en de woonplaats wordt van de demonen en de gevangenis
van elke onreine geest (Openbaring 18:2).

‘Er gaat dus nog heel wat gebeuren, in de nabije toekomst! Maar waar zijn
die demonen nu?’

Het evangelie van de opstanding van Christus verschafte de kracht om de
demonen hun juiste plaats te wijzen.  Deze macht hadden de apostelen.

‘En hoe zit het dan met die slangen en hun gif en andere giftige dingen?’

Daarover lezen we morgen meer, ook daar heeft de kracht van de opstanding
iets mee te maken!

Woord vandaag

‘Dat stukje van gisteren uit Marcus 16, dat gaat om de scheppings-
opdracht. Wat is er bijzonder aan deze opdracht?’

Na de opstanding van Christus wordt hier een heenwijzing gegeven,
dat het invloed heeft op heel de schepping! Als we de verzen lezen,
zien we dat er niet echt over geestelijke gevolgen gesproken wordt.
Het heeft te maken met de fysieke schepping. Het wijst allemaal
naar lichamelijke zegen.

‘Er wordt inderdaad niets gezegd over geestelijke zegen zoals je dat
bij Paulus wel aantreft.’

In feite worden alle hindernissen weggenomen, die een zegen op
lichamelijk gebied in de weg staan:
– het vermogen van demonen om een menselijk lichaam te bezitten;
– het verband tussen de mens en de lagere schepselen moet hersteld;
– het gif van de slangen en andere giftige elementen onschadelijk maken;
– de huidige tendens van ziekten moet buiten werking gesteld;
– de dood moet teniet gedaan worden.

‘Dat zit er allemaal in, best veelomvattend zeg. En is deze opdracht
al uitgevoerd? Heeft heel de schepping dit vernomen?’

De opdracht hield onder andere in, dat zij in heel de wereld uit zouden
gaan en dit verkondigen aan heel de schepping. De Heer had het niet
over ‘alle mensen’ of  ‘alle natiën’, maar heel de schepping!
We denken dan aan de dieren, de lagere scheppingsorde dan de mens,
en de hemelse machten en krachten.

‘Maar welke boodschap wordt dan gebracht?’

De dood en opstanding van Christus. Als de Heer deze opdracht geeft,
is Hij zelf de Opgestane. Hij heeft een onverderfelijk leven en dat geeft
Hij door! Dat geldt de héle schepping: verlossing en bevrijding van het
verderf; ook Romeinen 8:18-25 spreekt daar duidelijk over.

‘Maar hoe kan dat dan gebeuren? Hoe kunnen de lagere schepselen dat
weten? Hoe kan het aan hen duidelijk gemaakt worden?’

Hier wordt over nieuwe tongen gesproken. In Handelingen werd in
de toen bekende talen gesproken. De Korintiërs bezaten deze gave ook.
Het woord ‘nieuw’ (Grieks: kainon) duidt op iets dat anders is dan het
bestaande. Welk teken (Marcus 16:17) is dat hier?

‘Tsjonge zo zit er weer iets in dit gedeelte wat me brandend nieuws-
gierig maakt over wat er achter kan zitten.’

Oke, daarover morgen meer! Dan gaan we door over de geweldige
boodschap van de betekenis van de opstanding van Christus!

Woord vandaag

‘We hebben gekeken naar twee zendingsopdrachten in Mattheüs,
die bleken niets met het lichaam van Christus te maken te hebben.
Maar hoe zit het met de andere evangelisten?’

In Marcus 16:14-20 vinden we wat je de ‘scheppingsopdracht’ kan
noemen:

14 Daarna verscheen Hij aan de elven zelf, terwijl zij aanlagen, en Hij
verweet hun hun ongeloof en hardheid van hart, omdat zij hen niet
geloofden, die Hem aanschouwd hadden, nadat Hij opgewekt was.
15 En Hij zeide tot hen: Gaat heen in de gehele wereld, verkondigt
het evangelie aan de ganse schepping.
16 Wie gelooft en zich laat dopen, zal behouden worden, maar wie
niet gelooft, zal veroordeeld worden.
17 Als tekenen zullen deze dingen de gelovigen volgen: in mijn naam
zullen zij boze geesten uitdrijven, in nieuwe tongen zullen zij spreken,
18 slangen zullen zij opnemen, en zelfs indien zij iets dodelijks drinken,
zal het hun geen schade doen; op zieken zullen zij de handen leggen en
zij zullen genezen worden.
19 De Here [Jezus] dan werd, nadat Hij tot hen gesproken had, opgenomen
in de hemel en heeft Zich gezet aan de rechterhand Gods.
20 Doch zij gingen heen en predikten overal, terwijl de Here medewerkte
en het woord bevestigde door de tekenen, die erop volgden.]

In vers 15 lees je de echte opdracht die meegegeven wordt. Je ziet daarna
dat er twee voorwaarden gesteld worden: geloof en doop (in water).

Daarbij zal de Heer tekenen geven als: genezingen, uitdrijven van demonen,
als iets dodelijks gedronken wordt er geen schade van ondervinden, etcetera.

‘Daar hoor of zie je weinig van. Ik weet wel, dat sommige dingen geclaimd
worden, zoals spreken in tongen, genezingen, uitdrijven van demonen.’

Maar nu noem je net drie bovennatuurlijke dingen die zo moeilijk te con-
troleren zijn. Van genezingen is bekend, dat het vrijwel altijd niet om won-
derbaarlijke genezingen gaat. Een hele bekende is, dat men in een dienst
wegloopt uit een rolstoel,  maar daarna er binnen de kortste keren weer
in zit. Of dat men claimt een ongeneeslijk zieke te hebben genezen, die na
enige tijd aan die ziekte overlijdt.

‘Dan zit men dus daarmee fout. Het blijkt niet zo te werken in deze tijd.
Het is verbonden met het evangelie van het koninkrijk zeker?’

Nou en of, helemaal! Het is een heel andere inhoud dan we bij Paulus
lezen, bij hem hoor je van geloof, liefde en verwachting, en niets van
dit soort dingen, alsof die in deze tijd het evangelie zouden begeleiden.

Woord vandaag

‘Oke, gisteren hadden wij het over de eerste koninkrijksopdracht.
Zijn er nog meer geweest?’

De tweede koninkrijksopdracht luidt als volgt (Mattheüs 28:16-20):

16 En de elf discipelen vertrokken naar Galilea, naar de berg, waar Jezus
hen bescheiden had.
17 En toen zij Hem zagen, aanbaden zij, maar sommigen twijfelden.
18 En Jezus trad naderbij en sprak tot hen, zeggende:
Mij is gegeven alle macht in de hemel en op [de] aarde.
19 Gaat dan henen, maakt al de volken tot mijn discipelen en doopt
hen in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes en
leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb.
20 En zie, Ik ben met u al de dagen tot aan de voleinding der wereld.

Als je kijkt naar de daden van de apostelen (van de besnijdenis) nadat
deze opdracht werd gegeven, zie je dat zij er niets aan hebben gedaan.
Ze hebben geen enkele poging gedaan ook maar iets van deze opdracht
waar te maken! Zij gingen niet naar de natiën.

‘Maar zij spraken toch wel het evangelie van de besnijdenis?’

Ja, dat wel. Maar de opdracht die wij overdenken heeft geen enkel woord
evangelie in zich! Er wordt niets gezegd over redding, bekering, geloof,
opstanding of hemelvaart
.

‘Wat is de reden daarvan?’

Daar kijken we later even naar; het gaat er nu om, dat deze Mattheüs
afsluitende opdracht een andere strekking heeft. Hier krijgen de
apostelen de opdracht de natiën tot discipelen te maken. Het gaat uit
van Zijn verhoging als koning boven alle volkeren. Er wordt geen
evangelie uitgezonden. Er wordt geen verdrukking voorzegd.
Gehoorzaamheid wordt zondermeer verondersteld. Hij is met hen
tot de voleinding van de eon.

‘Bedankt, zo heb ik wel meer zicht op de betekenis van deze opdracht.
Het is voor mij heel opmerkelijk, dat er geen evangelieverkondiging
aan verbonden is.’

De opdracht is: alle natiën tot discipelen te maken. Israël zal als licht
van de wereld het onderwijs aan de volkeren geven, zodat die zich als
discipelen (leerlingen) gedragen en de woorden van de Koning zullen
gehoorzamen: ‘onderhouden van al wat Ik u geboden heb’.

‘Dat is zeker geen evangelie van genade. Het gaat om onderhouden en
discipel worden. Dat kom je Paulus absoluut niet tegen.’

Bij Paulus gaat het om een redding die helemaal los staat van de eigen
werken. Geen enkele veroordeling voor de gelovigen in Christus Jezus.
Dat is heel iets anders dan volkeren die als discipelen de geboden van
de grote Koning in Jeruzalem moeten gehoorzamen.

‘Vreemd eigenlijk, dat men juist dit gedeelte steeds als dé grote opdracht
ziet voor de gelovigen van vandaag. Heel vreemd.’

Laten we God danken voor de geweldige redding in genade door Zijn werk!

Woord vandaag

‘We denken nu al een tijdje na over de ontwikkeling van de
koninkrijksboodschap. Het houdt wel degelijk verkondiging in.
Is er dan voor de gemeente die het lichaam van Christus is, geen
‘grote opdracht’ zoals die van Mattheüs 28:18-20?’

Het antwoord kan heel kort en bondig zijn: nee. Israël kreeg de
opdracht in Mattheüs 28:18-20 om al de volkeren tot discipelen
te maken. Let op dat er ‘volkeren’ staat! Israël is een volk op aarde
en heeft ook een specifieke bediening en opdracht hier op aarde.

‘Het is erg logisch en duidelijk. Als we terugkijken op 2000 jaar
christendom, is er dan wel een volk aan te wijzen dat discipel is
geworden?’

Meestal verstaat men onder ‘de grote opdracht’: zending vanuit kerken
en/of evangelische gemeentes bedrijven om zoveel mogelijk mensen
te redden van de eeuwige verlorenheid. Daarmee gaat men voorbij aan
het goede nieuws, dat God redder van alle mensen is.

‘Als je bij de mensen echt navraagt, zal blijken dat zij die zeggen te geloven
in de eeuwige verlorenheid van de ongelovige, daarvan niet wakker liggen.’

De grote opdracht wordt daarom aangeprezen; men moet de wereld intrek-
ken om het ‘evangelie’ (is geen echt blijde boodschap) te verkondigen.
Zoveel mogelijk bekeerlingen maken, of zoveel mogelijk mensen proberen
te doen geloven. Het zijn allemaal inspanningen die gebaseerd zijn op teksten
die niet over het lichaam van Christus gaan!

‘Maar hoe kun je nu weten wélke opdracht dan wel voor de gemeente geldt?’

Als we kijken naar wat God aan opdrachten gaf, kunnen we ontdekken wat
wel en wat niet voor ons als leden van het lichaam van Christus bedoeld is.
De eerste koninkrijksopdracht vinden we in Mattheüs 10:5-8 waar wij lezen:

5 Deze twaalf heeft Jezus uitgezonden en Hij gebood hun, zeggende:
Wijkt niet af op een weg naar heidenen, gaat geen stad van Samaritanen
binnen;
6 begeeft u liever tot de verloren schapen van het huis Israëls.
7 Gaat en predikt en zegt: Het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen.
8 Geneest zieken, wekt doden op, reinigt melaatsen, drijft boze geesten uit.
Om niet hebt gij het ontvangen, geeft het om niet.

De discipelen werden exclusief tot de verloren schapen van het huis van
Israël gezonden. Uitdrukkelijk wordt hen gezegd niet naar de heidenen of
naar de Samaritanen te gaan.

‘Dat is wel erg duidelijk ja. Het koninkrijk der hemelen is dat wat door Daniël
(2:44; 7:27) aangekondigd is. Je kunt er niet omheen; het gaat om Israël.’

Later lezen wij dat dit evangelie van het koninkrijk in heel de bewoonde
wereld verkondigd zal worden tot een getuigenis voor alle natiën. En dan
is het geen ‘goed nieuws’, maar een waarschuwing (zie Psalm 2). Het einde
van die verkondiging zal uitlopen op de bliksemflits van de aanwezigheid
van de zoon des mensen (Mattheüs 10:18; 24:14, 27).

‘Het is heel duidelijk; deze eerste opdracht kán niets met het lichaam van
Christus te maken hebben, als je het mij vraagt.’

Ja, bewoordingen als ‘zieken genezen, doden opwekken, melaatsen reinigen,
boze geeste
n uitdrijven’, dat heeft allemaal niets te maken met Paulus’
evangelie! Want dát spreekt van genade, verzoening en liefde!