Woord vandaag

‘Heb jij ook gelezen van die theoloog, die zegt dat er voor het volk
Israël geen land meer is?’

Allereerst valt het mij op, dat het opnieuw om een emeritus predikant
gaat. Veilig de pensioenschaapjes op het droge en dan controversiële
onderwerpen aansnijden. Maar goed. Hij redeneert Genesis 15 weg.
In dat gedeelte staat klip en klaar wat het grondgebied van het volk
Israël zal zijn in de komende 1000 jaar. Maar in dat laatste zal de theo-
loog al theologiserend evenmin geloven, lijkt mij.

‘Je reageert nogal fel, vind ik.’

Hoewel hij volgens het artikel in het Nederlands Dagblad niet het
etiket ‘vervangingstheologie’ opgeplakt wil krijgen, gaat het daar echt
wel naartoe. In zijn visie is er na het aanbreken van het nieuwe ver-
bond geen onderscheid meer tussen Israël en de volkeren.
Nu is het zo, dat er voor God in deze tijd geen onderscheid is.
Hij roept zowel mensen uit Israël als uit de volkeren tot het
lichaam van Christus.

‘Hij heeft toch wel een punt?’

In het lichaam van Christus vallen de verschillen, die in het vlees
wel bestaan, weg. Daarvan is de heiden met de Jood op gelijk niveau
lid. Maar, in het vlees bestaan de verschillen wel degelijk, en dat
komt weer naar voren als het lichaam van Christus dadelijk wegge-
rukt is van de aarde. Dan gaat Gods programma op aarde ook verder,
met wel degelijk een duidelijk onderscheid tussen Israël en de vol-
keren!

‘En in die lijn blijft de belofte van land vanaf de Nijl tot aan de Eufraat
voor Israël gewoon staan?’

Precies. In Genesis 15 wordt dat gebied aan het nageslacht van Abraham
beloofd, zonder voorwaarden. God heeft dat gezegd, het is vastgelegd, en
het is een kwestie van tijd dat het werkelijkheid gaat worden. Ook al zien
wij dat nu niet. In de jaren ’20 vorige eeuw schreef broeder A.E. Knoch
een bijbelstudie over o.a. Babylon en stelde dat deze stad in de toekomst
herbouwd zou worden. Zo’n 50, 60 jaar later werd Babel inderdaad onder
Saddam Hoessein herbouwd, met geld van o.a. de UNESCO!

Woord vandaag

‘Was dat van gisteren niet wat erg somber gesteld?’

Men is nogal eens onverschillig naar het woord van God toe.
Vaak belijdt men met de mond wel, dat ‘de Schrift van kaft tot
kaft’ geloofd wordt; maar als het er in de praktijk op aan komt
laat men de Schrift dicht.

‘Er is erg veel te vinden aan goud op de bladzijden van dat ene
woord van God.’

Wij kunnen niet anders dan als gelovigen bij voortduring verdie-
pen in Zijn woord en zien daar geweldige dingen staan. Wat weer
gevolgen heeft voor ons leven. Wij ontdekken, dat wij met Christus
gestorven, begraven en opgewekt werden om in nieuwheid van
leven te wandelen. Dat houdt in, dat wij voor God leven net zoals
Christus voor Hem leeft.

‘Dat is onze plaats nu. En dat zal in de toekomst werkelijkheid
worden als wij bij de Heer zijn?’

Het is nu al onze plaats. Wij leven voor Hem en daarmee zijn onze
leden niet langer voor de zonde beschikbaar, maar voor Hem. Híj
doet het voortaan in ons leven, we zijn eindelijk verlost van het
almaar moeten. Geen prestaties van onze kant; het is nu helemaal
Zijn werk in ons leven!

‘Dus wat wij doen, daarvoor geeft Hij de kracht en alles wat nodig is?’

Het is puur genade, de levenswandel van ons als gelovige is genade
die Hij geeft. Wij zijn getrokken uit deze boze eon (Galaten 1:4), en wij
zijn dood voor de wereld, opdat wij voor God leven. Het is alles uit Hem
en door Hem, en tot Hem! Dat is goed nieuws. Ook vandaag leven wij in
de zonneschijn van Zijn heerlijke genade!

Woord vandaag

‘Wat betekent het, dat gelovigen kunnen afzakken van Filadelfia naar
Laodicea?.’

Tot de gemeente in Filadelfia wordt gezegd, dat zij weinig kracht heb-
ben, maar wel dat zij Zijn woord bewaarden en en Zijn Naam niet
loochenden. Er viel wel degelijk iets goeds van hen te melden. Zij hiel-
den vast aan het woord van Zijn volharding. Zij zouden bewaard wor-
den voor het uur van verzoeking.

‘Zij hadden een goede houding tegenover het woord van God en daar-
om bewaart God hen?’

Het vasthouden aan het woord van God geeft bewaring in het leven.
Tegenwoordig laten steeds meer mensen het woord van God in zekere
zin los, waardoor het zijn bewarende werking in hun leven verliest.
Tegenwoordig zijn mensen vaak niet meer warm te krijgen voor bij-
eenkomsten waar Zijn woord gebracht wordt. Men wil iets anders,
kennelijk.

‘Maar die houding is dat dan meer Laodicea-achtig?’

De gemeente in Laodicea kenmerkt zich door totale onverschilligheid.
Ze zijn lauw. Niet koud. Niet heet. Ze zijn echt onverschillig, het doet ze

niets meer. Zij zeggen in feite: ik ben rijk en verrijkt en heb aan geen
ding gebrek. Zij hebben het goed voor elkaar. Alles wat het hartje begeert.
Zij hebben God in de praktijk niet nodig.

‘Maar de Heer zegt toch, dat zij in feite geestelijk heel arm zijn?’

Zeker, ze zijn op geestelijk gebied echt nergens voor te porren, maar wel
voor allerlei andere dingen: veel geld verdienen, bezit, eigen leventje lei-
den, et cetera. Maar zodra het komt op samenkomsten bezoeken, dan is
men onverschillig, lauw, geen teken van (geestelijk) leven. Dat uit zich
door een totale onverschilligheid ten opzichte van het woord van God.

‘Men heeft er kritiek op?’

Nee hoor, het doet ze gewoon niets. Of het is: ‘weet ik allemaal al’. Of: ‘het
is te moeilijk’, of: ‘het duurt te lang’, of: ‘ik kan er niets mee’.
Allemaal drogredenen om zich persoonlijk niet al te veel te hoeven in-
spannen om zelf met het woord van God aan de slag te gaan. Het kan ook
een ontstane bitterheid zijn, over iets dat door anderen in het verleden
is aangedaan. In alle gevallen lacht de slang in zijn staart.

‘Het wordt tijd voor een hernieuwde belangstelling voor dat Woord?’

Het ‘goud kopen’ waartoe de Heer die gemeente aanspoort, daarin zie ik
een oproep alle onverschilligheid van je af te schudden en opnieuw met
het woord, dat immers kostbaarder is dan veel fijn goud, aan de slag te
gaan. Dat zal niet tot teleurstellingen leiden, zoals het bouwen op en kij-
ken naar mensen onherroepelijk wél tot (soms grote) teleurstellingen
leidt!


Woord vandaag

‘Is het eigenlijk nog wel van deze tijd om lang met dat woord van God
bezig te zijn?’

De vraag heeft het antwoord al in zich. Altijd en steeds weer is men
erop uit, het woord van God te willen ontzenuwen, terug te dringen
et cetera. De Joodse schriftgeleerden hadden door hun overleveringen
(tradities zoals de Talmoed) het woord van God krachteloos gemaakt.
De Heer liep daar regelmatig tegenaan.

‘Je vindt nog maar weinig plaatsen, zo lijkt het, waar het woord van
God nog klinkt en waar men er dieper op ingaat.’

Echte, fundamentele bestudering van de Schriften door gelovigen ge-
zamenlijk? Daar is afnemende belangstelling voor, als je het grote ge-
heel van de christenheid bekijkt. Watchman Nee zei eens, dat gelovigen
‘mensen van het Boek’ zouden zijn. Ook hij constateerde -in China- dat
men niet altijd mee wilde gaan met het woord van God.

‘He, ‘mensen van het Boek’ zou een mooi herkenningsteken kunnen zijn
van gelovigen. Vergroeid met Gods woord.’

Paulus was op het laatst bezig met de Schriften; hij vroeg, toen hij oud
geworden was en gevangen zat, in het bijzonder de perkamenten. Die
perkamenten waren dierenhuiden, die gereedgemaakt waren om schrift
op te zetten. Voor Paulus natuurlijk dé Schrift! Hij vroeg niets bijzonders,
een reismantel, boekrollen en de perkamenten in het bijzonder! Daarmee
wordt helder, dat bij Paulus aan het einde van zijn loopbaan nog steeds de
Schriften centraal stonden!

‘Wat een geweldig voorbeeld voor ons. Hij roept ons toch op om zijn na-
volgers te zijn?’

Jawel, bij veel mensen zie je na verloop van tijd, dat hun houding afzakt
als het ware van Filadelfia naar Laodicea. Twee gemeentes die in Open-
baring 2 en 3 genoemd worden en waarvan iets gezegd wordt. Je kunt je
er niet van af maken door te zeggen dat het daar gaat om Joodse gemeen-
tes. Dat is bekend, maar heel de Schrift (dus ook Openbaring) is nuttig, om
ons te leren en op te voeden in de gerechtigheid!

Woord vandaag

‘We raken nooit uitgekeken op dat woord van God he.’

Het boeiende is, dat het Gods woord is. Daarom kán het nooit
iets zijn waarop een mens, een sterveling, een schepsel, uitge-
keken raakt.
God spreekt! En dan zouden, zo zegt Jesaja (1:2) de hemelen
(oftewel: de hemelbewoners) en de aarde (oftewel: de mensen)
horen. ‘Het oor neigen’ houdt in: ‘het oor geven aan’, daarmee
is de functie van onze oren verklaard.

‘Het ligt voor de hand: de oren van de mens zijn geschapen opdat
zij de stem van de Schepper zouden horen!’

Daarom werd het oor van de Heer doorboord, en als iemand onder
Israël bij zijn meester wilde blijven om te dienen dan werd hij tegen
de deur gezet en werd het oor met een priem doorboord als type van
degene die aan Jahweh zich wilde wijden, vrijwillig, voor de rest van
het leven. Dat betekent allereerst en steeds weer: horen naar dat
woord van die Meester. Je kunt God niet dienen zonder Zijn woord
te horen.

‘Het gaat er niet om wat je doet?’

Dat wat we doen vindt zijn oorsprong in het woord van God. Pas als
je echt dat woord in je hart (door je oren en ogen heen) is, kun je
Hem dienen en zal Hij je in Zijn weg leiden. Dat doet Hij door Zijn
heilige geest en door Zijn woord.
God geeft het ons, dat wij kunnen luisteren, als we de kansen grijpen
die er liggen, zal Hij de zoeker rijk belonen!

‘Is de Bijbel alleen lezen onvoldoende?’

De Heer zegt ons, dat wij Zijn woord zouden onderzoeken. Ernst maken
met Hem is tijd in Zijn woord investeren. Als je er tijd voor wil nemen
zul je ook tijd vinden om naar Hem te luisteren. En dat kan niet even
snel -ook al moet in deze tijd alles kort en snel- maar echt er tijd in in-
vesteren zal rijke beloning opleveren.

‘Het zal je honger stillen?’

Het bijzondere is, dat als je eenmaal de smaak te pakken hebt, je na
verloop van tijd niets anders meer wil. Dan ga je er meer en meer
tijd aan besteden. Als je het echte, goede voedsel gevonden hebt ga
je er meer van nemen. God zal Zijn schatten aan je tonen en je weet,
dat je rijkdom niet hier op aarde ligt, maar boven, in Christus Jezus!