Woord vandaag

‘Het goede nieuws van Pasen overstraalt ons leven.’

Het kostte de Heer alles om zo ver te komen. Hij werd mens en ver-
liet daarvoor de heerlijkheid bij de Vader. Dat geeft Filippenzen 2
aan. Hij was in de vorm (Grieks: morphe) van God en kwam in de
vorm (Grieks: morphe) van slaaf te midden van Zijn volk op aarde.
En Hij werd gehoorzaam tot de dood, die van het kruis echter.

‘Een enorm diepe weg. Hij ging die weg met Vader.’

En in die weg kende Hij geen angst zoals wij die kennen. De be-
staande vertalingen suggereren dat wel, maar het staat er in feite
niet. In Mattheüs 26:37 staat bijvoorbeeld in de herziene staten-
vertaling, dat Hij bedroefd en zeer angstig werd. Voor dat zeer
angstig
staat niet het gewone woord voor angst/vrees in de

grondtekst. Het is in feite terneergedrukt (zie ook Markus 14:33,
Filippenzen 2:26). Dat was Hij. Terneergedrukt in de ziel om de
diepe weg (het kruis) die Hij moest gaan.

‘Maar geen angst. Hij geloofde.’

We lezen wel van de discipelen dat zij bevreesd (angst) waren
toen zij in het bootje op het meer van Galilea waren en ineens
een storm opstak. Dat staat in Mattheüs 8:26, waar de Heer hen
aanspreekt en zegt dat zij angstig (bevreesd) waren. Hij noemt
hen daar kleingelovigen. Hij verbindt vrees/angst daar met klein
(of weinig) geloof.

‘Ondanks dat de Heer bij hen was, waren zij bevreesd.’

Dat staat daar in Mattheüs en in Markus. Het getuigde volgens
de Heer van weinig geloof. Zij waren wel gelovigen, maar door de
omstandigheden sloeg de angst en vrees hen om het hart. Van de
Heer lezen wij echter nergens, dat Hij angstig was. Hij bad tot Vader,
heel intens, in Gethsemané. En Hij geloofde, Hij keek toch als gelo-
vige door het lijden heen naar de heerlijkheid die komen zou!

Woord vandaag

‘Het is heel fijn, steeds weer die lijnen naar Christus.’

Heel de Tenach (Hebreeuwse Schrift) spreekt van Hem. Dat kan
ook niet anders, want Hij is het Woord. Jozef is een machtig type
van Christus. En de relatie met Jozef blijkt aan het begin van Zijn
aardse leven, en aan het eind. Jozef, naar de wet gerekend, was
de vader van onze Heer.

‘Wel heel mooi, dat degene die op aarde Hem groot bracht ook
Jozef heette.’

Jozef betekent: toevoeger. En dat blijkt in alle delen van het leven
van Jozef en vooral van de ware Jozef: onze Heer Jezus Christus.
Wat Hij deed, was toevoegen wat ontbrak en ontbreekt. De mens
kon niet echt bij God komen, Hem misschien wel naderen, maar
dat was dan tot de priester bij de tempel/tabernakel.

‘Ja door Hem is God tot ons genaderd.’

Ja, over toevoegen gesproken! De weg tot Vader was niet open.
Door Hem, door Christus Jezus, zijn wij heel dicht tot God gena-
derd. En hebben wij nauwe omgang met Hem. Wij werden met
God verzoend door de dood van de Zoon heen. En toen Hij opge-
wekt was, bleek Hij in de tuin van Jozef te zijn. Wonderlijk toch. 

Woord vandaag

‘Mooi, dat Jozef zo geloofde.’

Hij geloofde de beloften, die God gegeven had. God vervult Zijn woord.
We zijn in feite al langere tijd bezig –als onderthema- met het feit, dat God
werkelijk God is
. Hij heeft alles in Zijn hand, Hij bestuurt en leidt alles. We

kijken naar het aspect, dat God alles tevoren weet. Hij heeft voorkennis.
Daarom kan Hij alles profeteren. De ware profeet is diegene, die door God
gezonden is en van wie het woord ook uitkomt.

‘Ik vind de Psalmen wat dat betreft heel mooi.’

Ja, ook de profeten en zelfs de geschiedenissen die in de Schriften staan,
zijn profetisch. Maar de Psalmen, in profetisch opzicht ook uitermate van
belang. David profeteerde van de opstanding en levendmaking in Psalm 16.
Dat zegt Petrus althans op de pinksterdag, en toen was hij vervuld met
heilige geest. In die Psalm staan –als ze op David zelf zouden slaan- de wat
raadselachtige woorden, dat zijn ziel geen verderf zou zien.

‘Dat God hem het pad van het levend zou doen zien.’

Want U zal mijn ziel niet verlaten in het onwaarneembare.
U zal niet toelaten dat Uw goedgunstige verderf zal zien.
U zal aan mij het pad van het leven bekend maken.
Verzadiging van vreugde is voor Uw aangezicht.
Aangename dingen zijn blijvend aan Uw rechterhand.

Staat in Psalm 16:8-11; en Petrus zegt, dat dit eigenlijk gaat
over de opstanding van Christus. Het eindigt met Gods rechter-
hand, daar waar Christus nu is. Laten wij zoeken wat boven is,
waar Christus is!

Woord vandaag

‘Fijn, dat God alles overziet in mijn leven.’

We kunnen niet anders dan het van Hem verwachten. Hij heeft ons hele
leven, ons bestaan in Zijn hand. Niemand is in staat ons uit Zijn hand te roven.
We zijn aan Zijn hart gebracht. Niets kan ons scheiden van Zijn weergaloze
liefde in Christus Jezus. Wat er ook gebeurt. De gelovigen uit de oude tijden
wisten daar iets van, van die hand van Vader. Zij rustten in geloof in Zijn
trouw en goedgunstigheid.

‘Zoals David? En Abraham? En Jozef?’

Ja, en nu noem je ook wel drie machtige typen van onze Heer Jezus Christus.
David, de grote koning, Abraham de gelovige bij uitstek en Jozef, die zelfs
aanwijzing gaf over zijn gebeente. Dat laatste sprak ook van diep geloof, dat
het volk later zou komen in het land dat God beloofd had. Bij zijn sterven
sprak zijn geloof misschien wel het sterkst. Eigen kracht volledig weg –het
was zijn sterfbed- en daar rustte hij in Gods kracht.

‘Eigenlijk heel mooi, dat laatste.’

Dat is eigenlijk hoe wij leven: geen eigen kracht, maar alles in Zijn kracht.
Wij gestorven, maar Zijn leven in ons. Het oude verdwenen –in feite. En
in Christus een nieuwe schepping. Wat wil je dan? Dan richt je je ook op
wat van de nieuwe schepping is. Het oude is voorbij, zie! Het is alles nieuw
geworden. Dat is in wezen Pasen, dat straks op de kalender staat.  

Woord vandaag

een verdorven man graaft kwaad op,
en op zijn lippen is het als een verzengend vuur      Spreuken 16:27

‘Dit gaat om een slecht mens?’

Het opgraven heeft als betekenis: ‘voortdurend op zoek zijn naar’.
Net zoals een gouddelver steeds naar het edelmetaal speurt, zo zal
de verdorven (belial, Hebreeuws) man (iesj, Hebreeuws) steeds zoe-
ken naar kwaad, om dat te kunnen doen. Een soort supercrimineel.

‘Je zou bijna zeggen: deze man is type van de wetteloze.’

Dat is de uiterste toepassing. Er zijn genoeg mensen die zo ver in de
zonde weggezonken zijn, dat ze er steeds op uit zijn kwaad te doen.
Dat delven zij als het ware op. Het woord belial in het Hebreeuws is
opmerkelijk, want Paulus noemt dat in 2 Corinthiërs 6 als tegenstel-
ling tot Christus (vers 15). Het Hebreeuws heeft te maken met desin-
tegratie
. Daarmee zit een verband naar Babel.

‘Dus is er toch een verband met de wetteloze!’

Die zal zich kenmerken doordat hij zich niets van wetten aantrekt.
Hij zal doen wat hem goed dunkt, en het zal hem ook nog lukken.
Hij zal heel ver kunnen gaan, de ruimte die God hem toestaat. Al wat
hij doet, zal desintegrerend blijken te werken. Ontbindend. Laten wij
elkaar waar mogelijk vasthouden en opbouwen. Opdat er verbanden
blijven die waardevol zijn en desintegratie buiten de deur houden!