Woord vandaag

‘We leven nu weer richting Pasen, het gaat ineens weer snel.’

De opstanding van Christus uit de doden en uit de dood is evangelie.
Zonder Zijn opwekking uit de doden heb je geen evangelie. Het is zo
bijzonder dat dat gebeurd is en alle schrijvers van de Griekse Schrift
schreven met die vreugde in het hart. Het volkomen nieuwe, heerlijke
van de ochtend van de opstanding klinkt door in al wat daarna geschre-
ven is. Het was voor de discipelen verbijsterend, zij konden het in eer-
ste instantie nauwelijks geloven (Thomas).

‘Toch was het duidelijk voorzegd in de Schriften.’

Het lijkt voor ons zo eenvoudig, maar als je de Tenach erop na slaat,
is dat lastiger dan je denkt. De Heer voorzegde het wel toen Hij op aarde
rondging. Dat de Zoon van Adam moest lijden en sterven en na drie
dagen opgewekt zou worden door de Vader. Hij deed zeker vier keer
een duidelijke aankondiging van Zijn lijden en sterven en drie keer
staat in Mattheüs, dat Hij ook vertelde dat Hij opgewekt zou worden
(Mattheüs 16:21; 17:23; 20:19).

‘Achteraf merkwaardig, dat Zijn discipelen daarmee niet rekenden,
en kennelijk alleen bedroefd werden over Zijn melding van het lijden.’

Als mens hoor je soms aan dingen voorbij. Het wordt wel gezegd, maar
het dringt niet door. Dat komt door de eigen gedachten van de mens.
Je leest wel in de verslagen van Zijn opstanding dat Zijn discipelen zich
herinnerden wat Hij gezegd had. Toen Hij het zei, drong het niet door,
pas toen Hij hun ogen geopend had, zagen zij het. Hij nam de bedekking
weg en daarna waren zij vol vreugde en niet meer te houden. De aposte-
len getuigden van de opstanding van Christus en waren zich door de geest
van God bewust, waar dat allemaal in de Schriften staat!

‘Dat komt heel vaak voor ja, in de Psalmen, zoals Petrus zegt uit Psalm 16.’

Maar ook in de profeten en in de Thora. In talloze typen, beelden en pro-
fetie wordt melding gemaakt van de opstanding van Christus.
Petrus citeerde uit Psalm 16 en zegt daarbij dat David getuigde van de
levendmaking van de Heer: ‘U maakt Mij het pad van het leven bekend’
is niets minder dan de vreugde uitroep van de Heer Jezus zelf nadat Hij
was opgewekt door de Vader! De dood is daarmee overwonnen!

Woord vandaag

‘Nu zijn we bij het laatste vers van Spreuken 16, ook weer een aparte.’

Dat kun je wel zo zeggen ja. We kunnen daarvan weer een prachtige illustratie
vinden in de Schrift.

het lot wordt in de schoot geworpen,
maar elke beslissing daardoor komt van Jahweh

Bij loting denken wij aan toeval. Maar in de Schrift is dat zeker niet het geval.
Het woord ‘schoot’ verwijst naar de borstlap van de efod waarin de stenen
werden ‘geworpen’, en de uitkomst ervan was bepalend en kon hele grote ge-
volgen hebben.  Het land waar het volk Israël ging wonen, werd door loting
aan de stammen verdeeld. Lees Jozua er maar op na, in de Thora stond de be-
paling dat dat zo moest gebeuren (Numeri 26:56 en 33:54).

‘Ja je moet wel weten dat het met de efod te maken heeft, anders denk je mis-
schien wel aan een voetballoting.’

Maar niet alleen het land, maar ook voor specifieke mensen was het heel bepa-
lend en ging het niet altijd om de efod. Denk bijvoorbeeld aan Jona in Jona 1:7
en bij Haman in de geschiedenis van koningin Esther. En later ook bij de 11
apostelen van de besnijdenis, als er geloot wordt wie de opengevallen plaats
zou gaan innemen. Daardoor komt Matthias in beeld, wellicht niet de keuze
die anderen zouden hebben gedaan, maar door het lot besliste Jahweh!

‘In de tweede regel staat het zo duidelijk he:’elke beslissing daarvan is van Jahweh.’

Daar wordt het Hebreeuwse ‘misjpat’ gebruikt, dat te maken heeft met gericht, een
zekere beslissing. Daardoor werd richting gegeven aan een situatie. Als we denken
aan de genoemde voorbeelden uit de Schrift zien we het grote belang van het erken-
nen, dat alles in Gods hand is. Hij leidt ook het lot! Hij leidt ons leven, en er kan niets
fout gaan, want bij Hem valt alles op de juiste plaats, Hij beschikt, terwijl de mens
allerlei gedachten kan hebben. Gelukkig is de uitkomst helemaal in Zijn hand.

Woord vandaag

‘Het is nu bijna voorbij, dat 16e hoofdstuk van Spreuken, veel van
opgestoken, het loont de moeite!’

Dat is altijd zo, Gods woord is nooit saai, als je ogen ervoor geopend zijn,
en dat was ook het gebed van de Psalmist: ‘Open mijn ogen opdat ik aan-
schouw de wonderen van Uw onderwijzing’ (Psalm 119:18). Dit oprechte
gebed wordt verhoord! Laten we dan kijken naar Spreuken 16:32.

een geduldig man is beter dan een dappere held,
en wie zijn geest beheerst, is beter dan wie een stad inneemt

Het ‘geduldig man’ is in Hebreeuws: ‘hij, die langzaam tot woede komt’.
Daarin zit geduld aangegeven, maar niet geduld in het algemeen. Het
gaat hier om boos, woedend worden. Iemand die beheerst is, zal niet
snel ontstemd raken, maar wandelt in vrede. Volgens Paulus kan dat
alleen door de geest van God, want de vrucht van de geest is onder an-
dere geduld en zelfbeheersing (inhouding).

‘Als het spannend is onder gelovigen, heb je al snel woede-uitbarsting-
en.’

Met name in twisten en strijd merk je dat, ja. Dan komen mensen soms
ineens heel anders naar voren, in het bijzonder als zij gekoesterde zaken
moeten inleveren. Het woord van God werkt dan als een tweesnijdend
scherp zwaard. Daarom is ook het tweede gedeelte van deze Spreuk zo
klemmend waar. Het is zo, dat als je je langzaam tot woede komt, je
beter bent dan een meesterlijk man (Hebreeuws: gibbur).

‘Je zou willen, dat de gelovigen in twisten niet zo heftig zouden zijn.’

Het bestaan van twisten (ruzies) onder gelovigen is sowieso al zeer be-
denkelijk, maar het vervolg van de Spreuk laat er geen misverstand over
bestaan: ‘wie zijn geest beheerst (Hebreeuws: masjal, zelfde woord wordt
in Spreuken 1:1 met ‘spreuken’ vertaald), dan wie een stad inneemt’.
Het innemen van een stad vergt heel veel kracht en wijsheid, maar als je
dus je geest kunt beheersen heb je meer dan dat! Opnieuw zien we, dat
dat alleen door de geest van God kan. En die hebben wij ontvangen!


Woord vandaag

‘Nu zijn we alweer aan vers 31 van Spreuken 16 toe, en wat zegt dat?’

Grijsheid is een sierlijke kroon,
ze wordt gevonden op de weg van de gerechtigheid.

Grijze haren komen met de jaren en wijzen op ervaring. Het natuurlijke respect
zou er zijn, ook volgens de Thora moest Israël de ouderen waarderen (Leviticus
19:32) en zelfs voor hen opstaan (dat gebeurt in tram, bus, metro en trein niet
meer), gelet op hun levenswijsheid die zij hebben opgedaan.  Dat is iets wat wel
wat zegt.

‘Maar men zegt ook wel: hoe ouder hoe gekker.’

Zeker zit daar wel iets in. Sommige oudere mensen gedragen zich niet naar de
haarkleur. Er wordt in deze Spreuk iets bij gezegd: ze wordt gevonden op de
weg van gerechtigheid. Als een mens wandelt in gerechtigheid, en dat zou het
goede nieuws in, door en van ons leven zijn, dan leidt dat tot het afdwingen van
respect en vooral eer van God in het leven. Dan is grijsheid wijsheid.

‘Ja, en dé Rechtvaardige is toch de Heer Jezus zelf?’

Absoluut. Hij is dé Tsaddiq, dé Rechtvaardige bij uitstek, die nota bene stierf voor
al die onrechtvaardigen. We zijn aangewezen op Zijn rechtvaardige werk als het om
onze redding gaat; wij zijn als gelovigen gerechtvaardigd om niet in Zijn genade door
de vrijkoping die in Christus Jezus is. Wat een genade! Daar kan niets van onze kant
aan toegevoegd worden; wij zijn allemaal compleet aangewezen op Zijn genade!

‘Ja mooi, zo krijg je weer evangelie naar je toe.’

Het evangelie ís en blijft goed nieuws; mooi, dat schrijvers binnen het christendom
vragen durven stellen bij een (theoretische) eeuwige hel in het licht van de liefde van
God aandacht krijgen in de christelijke media. Overigens is het evangelie alleen echt

evangelie als iedereen gered wordt; dát eert God en honoreert het werk van Jezus
Christus volledig!


Woord vandaag

‘We zijn weer fijn in Spreuken 16 bezig. Wat brengt vers 30
ons?’

We gaan dat bekijken; elk vers vertelt en vult aan wat we aan de
weet kunnen komen om verdere wijsheid van God te verkrijgen:

Hij doet zijn ogen dicht om verderfelijke dingen te bedenken,
bijt hij op zijn lippen, dan voert hij kwaad uit.

Deze wetteloze zet zijn ogen vast om een plan tot ontsporen uit te
denken. Je kunt ook aan bijna dichtgeknepen ogen denken als aan-
duiding van een nadenkend gezicht. Ogen staan voor het geestelijke
of geestelijke dingen. En hier gaat het om gedachten (komen uit de
geest van dat mens), die het verkeerde, het afwijkende, uitdenken.

‘Zonder God denkt het hart van de mens geen goede dingen uit.’

Het wordt uiteindelijk niets met de mens zonder de geest van God.
Dat is de enige redding, God moet dat geven. In de tweede zin zien
we de uiting van de gedachten: hij bijt op zijn lippen of: hij strekt
zijn lippen, als aanduiding dat hij spreekt. Als er zaken in het hart
zitten die afwijken van God, dan denkt de mens het verkeerde uit
en dat leidt tot uitspraken die om het kwaad draaien.

‘En de wetteloze zal daarvan het ultieme voorbeeld zijn?’

Ja, hij krijgt van God de ruimte. Hij zal kwaad in de zin hebben, o.a.
tegen Israël, en het zal hem nog gelukken ook. Hij zal de waarheid
op aarde werpen, God zal een krachtige dwaling sturen en hij zal
kwaad kunnen uitvoeren, totdat hij door de Heer Jezus Christus
buiten werking gesteld wordt. Hoe het ook gaat, we hebben een
geweldige verwachting, alles zal van Hem gaan komen!